Wil je weten wat je bezoekers écht vinden? Of wil je beter onderbouwde keuzes maken? Dan is een bezoekersonderzoek een goede stap. Het helpt je niet alleen om te leren en te verbeteren, maar ook om je te verantwoorden naar subsidiegevers of partners. In deze blog lees je waarom een bezoekersonderzoek zo waardevol is – en wat je ermee kunt doen.
Een bezoekersonderzoek is een manier om te ontdekken wie je bezoekers zijn, wat ze vinden van je aanbod en hoe ze je organisatie ervaren. Dat kan vanuit diverse afdelingen zoals educatie, marketing & communicatie en beleid interessant zijn. Het is belangrijk om vooraf goed te bedenken wat je wilt weten en hoe je dat gaat meten.
De uitkomsten van je bezoekersonderzoek kunnen bepaalde aannames die voorheen bestonden bevestigen of juist weerleggen. De resultaten helpen je bijvoorbeeld om je communicatiemiddelen aan te passen, je aanbod beter af te stemmen op je publiek of om te besluiten een nieuw aanbod te maken om andere bezoekers aan te trekken. Wat je ook besluit op basis van je onderzoek, het kan je organisatie versterken. Je kunt op een verantwoorde en goed onderbouwde manier kiezen om bepaalde verandering door te voeren of juist te blijven doen wat je al deed.
Een bezoekersonderzoek kun je gebruiken voor de verantwoording naar de overheid of andere subsidieverstrekkers. Door specifieke vragen toe te voegen aan een vragenlijst of interview kun je de impact van je tentoonstelling of voorstelling meten op je bezoekers. De impact die je hebt gehad op je bezoekers, maar ook wie er zijn geweest is zeer interessant voor je subsidiegevers (en potentiële subsidiegevers). Een bezoekersonderzoek geeft je extra informatie om je subsidiegevers en je bestuur in te lichten hoe je tentoonstelling of voorstelling is verlopen.
Als museum beoog je met bepaalde tentoonstellingen een bepaalde doelgroep te bereiken. Wanneer je een tentoonstelling inricht over een bepaald thema, hoop je hiermee die mensen te bereiken die speciale interesse hebben in dat thema en soms specifiek mensen die anders wellicht niet naar het museum zouden komen. Een bezoekersonderzoek helpt je om bezoekersprofielen op te stellen of te verfijnen, te ontdekken waarom mensen komen (leren, plezier, inspiratie) en te meten of je de juiste doelgroep bereikt. Zo kun je je aanbod en communicatie beter afstemmen.
Bezoekers hebben verwachtingen. Die kun je meten: vooraf, wat hopen ze te zien of te beleven, en achteraf, zijn die verwachtingen uitgekomen? Daarnaast is het voor organisaties heel belangrijk om de tevredenheid van de bezoeker te meten. De verzamelde informatie geeft je als organisatie handvatten om het aanbod (nog) beter af te stemmen op de behoeftes van de bezoekers, zonder daarbij je eigen missie en visie uit het oog te verliezen.
Of je bij een theater werkt, een museum, een bibliotheek of een andere openbare organisatie, je wilt met je dienstverlening een bepaalde impact maken op je bezoekers. Impactmetingen richten zich op het vermeende effect, je maakt een schatting van de effecten. Dit kan door (meestal) na afloop van het bezoek, de bezoeker een aantal vragen te stellen. Denk aan vragen als: heeft het bezoek hen aan het denken gezet, zijn ze geïnspireerd geraakt, willen ze vaker dit soort activiteiten bezoeken? Dit soort inzichten zijn waardevol voor je organisatie én voor je partners.
De keuze van de onderzoeksmethode is afhankelijk van het doel van het onderzoek en de bijbehorende onderzoeksvragen, maar ook van de wensen en het beschikbare budget. Je kunt gebruik maken van een vragenlijst met gesloten en (semi)open vragen. Hierbij krijg je echter geen diepzinnige antwoorden en weet je de argumenten en gedachten achter de antwoorden niet.
Een goed alternatief zijn korte interviews. Een kort interview van maximaal 10 minuten met open vragen en ruimte om door te vragen. Een andere manier is het doen van observaties. Door je bezoekers te observeren zie je gelijk hoe de bezoekers reageren op de activiteit. Doordat je de observaties bij meerdere bezoekers doet en steeds dezelfde activiteit observeert, kun je de informatie vergelijken en analyseren.
Heb je eenmaal een onderzoek gedaan? Dan kun je het makkelijk herhalen. Zo zie je of je aanpassingen effect hebben gehad. En je bouwt aan een waardevolle kennisbasis over je publiek.
Vaak worden er aan bezoekers ook algemene vragen gesteld. Met deze antwoorden kun je de bezoekers indelen in je bezoekersprofielen. Je weet dan of je je beoogde publiek ook bereikt, en wie nog meer. Je kunt dit gebruik voor de marketing en communicatie, maar ook voor het verder afstemmen van de inhoud op je bezoekers. Hierbij kun je denken aan waarom bezoekersgroepen komen: om te leren? voor de gezelligheid? om geïnspireerd te worden?
Een bezoekersonderzoek is meer dan een lijstje vragen. Het is een krachtig hulpmiddel om te leren, verbeteren en verantwoorden. Wil je er zelf mee aan de slag? Laat het me weten – ik denk graag met je mee!
Wil je ook een bezoekersonderzoek? Kijk hier voor meer informatie
In deze blog gaan we het hebben over hoe je een bezoekersonderzoek kunt opzetten en uitvoeren. Zo'n onderzoek kan handig zijn voor bijvoorbeeld bibliotheken, musea en theaters. De eerste vraag die je jezelf kunt stellen, is: Waarom zou je eigenlijk een bezoekersonderzoek (laten) doen?
Er zijn allerlei redenen voor zoals:
Afhankelijk van je vraag en doelgroep (en natuurlijk je budget) kies je de onderzoeksmethode die het beste past. Het comfort en de belastbaarheid van je respondenten is hierbij belangrijk. Een paar veelgebruikte methoden zijn:
Dit blijft de meest gebruikte methode, en dat is niet voor niets. Je kunt van tevoren goed bedenken wat je wilt weten en daar je vragenlijst op afstemmen. Maar onthoud: de meeste bezoekers zijn wel een beetje onderzoeksmoe. Responspercentages kunnen tegenvallen. Wij merken dat mensen eerder geneigd zijn om mee te doen als je ze direct na hun bezoek aanspreekt. Ze kunnen de vragenlijst dan invullen op een tablet of, als ze willen, kan iemand een interviewer (vaak een vrijwilliger) de vragen voorlezen. Je kunt de vragenlijst ook later mailen of een kaartje met een QR-code meegeven, maar dit levert vaak een lagere en selectievere respons op.
In plaats van je bezoekers vragen te stellen, kun je ze ook observeren. Dit kan met een lijst aan de hand waarvan je hun acties volgt of via tracking. Je kunt ook een mystery guest inzetten om bijvoorbeeld te zien hoe klantvriendelijk je organisatie is.
Als je echt de diepte in wilt, is een gesprek een goede optie. Het is belangrijk om van tevoren te bedenken wat je precies wilt weten. Een groot voordeel van gesprekken is dat je veel meer details te weten komt. Het kost wel veel tijd en is niet bedoeld om een representatief beeld te krijgen van ‘de bezoeker’. Je kunt geen uitspraken doen als XX% van de bezoekers vindt …. .
Er zijn nog een paar andere manieren om onderzoek te doen. Denk bijvoorbeeld aan scheurkaartjes waarop bezoekers met een scheurtje hun mening geven of een cijfer uitdelen. Je kunt ook een stellingenwand neerzetten waar mensen kort hun mening kunnen geven én reacties van anderen kunnen lezen. Ook kun je data uit je ticketservice halen en daar analyses op doen.
De gouden regel voor elk onderzoek: Vraag alleen naar dingen waar je écht iets mee gaat doen. Hou je vragenlijst kort en bondig, en belast je respondenten zo min mogelijk.
Een extra tip: bezoekers worden altijd vrolijk van een kleine attentie als bedankje voor hun deelname. Dit kan al iets simpels zijn zoals een tegoedbon voor een kopje koffie of thee.
De resultaten van je onderzoek kun je op verschillende manieren presenteren. Houd bij de keuze voor de presentatievorm rekening met degene die de informatie krijgt. Voor wie schrijf je? Is het voor intern gebruik of ook voor een subsidiegever?
Een paar voorbeelden:
Wil je meer weten over bezoekersonderzoek en hoe ik je daarbij kan helpen? Neem contact met me op!
In steeds meer gemeentes werkt tegenwoordig een cultuurcoach of combinatiefunctionaris. Er wordt hiervoor gekozen omdat een schakel nodig is culturele organisaties en andere organisaties, zoals scholen in de gemeente. In steeds meer onderzoeken komen we de cultuurcoach tegen. Reden om uit te zoeken wat taken zijn, hoe de cultuurcoach gefinancierd wordt en wat belangrijke aandachtspunten zijn voor gemeenten.
Vanuit de gemeente krijgt de cultuurcoach doelstellingen mee waaraan gewerkt moet worden. Een cultuurcoach is vaak werkzaam bij een culturele instelling, bij een zorg- en welzijnsorganisatie of in het onderwijs. Daarnaast zijn er in verschillende gemeenten organisaties waar de cultuurcoach naast de sportcoach werkzaam is. De cultuurcoach heeft een aantal taken waaraan gewerkt wordt:
Je kunt de cultuurcoach dan ook zien als de spin in het web van de gemeente op het gebied van kunst en cultuur.
Door middel van de Brede Regeling Combinatiefuncties kon de cultuurcoach in het verleden betaald worden. De gemeente krijgt subsidie wanneer de gemeente zelf ook een deel van de kosten voor de cultuurcoach betaald. Deze regeling is in 2023 voor vier jaar verlengd, maar valt nu onder de Brede Specifieke Uitkering. (de Brede SPUK). In deze brede regeling worden verschillende thema’s samengevoegd, namelijk sport, gezondheid, sociaal welzijn en cultuur. Door deze samenvoeging wordt de verbinding tussen de thema’s nog sterker gemaakt en kan er aansluiting gevonden worden op lokale sport en/of preventieakkoorden en cultuurnota’s. Op deze manier wordt er gestimuleerd dat iedereen in mee kan doen op het gebied van sport, kunst en cultuur.
In 2022 heeft het LKCA een onderzoek gedaan naar cultuurcoaches. Hieruit is gebleken dat er meer geld beschikbaar moet komen voor de cultuurcoaches. Daarnaast moeten de gemeenten duidelijkere doelstellingen formuleren. De belangrijkste aanbevelingen uit het onderzoek zijn:
[1] LKCA. (2022). Cultuurcoaches onder de loep. Utrecht: LKCA.
Cultuureducatie krijgt steeds meer een vaste plek op de scholen en is een belangrijke basis voor goed onderwijs. Ook bij de verbinding tussen binnen- en buitenschools aanbod speelt cultuureducatie een steeds groetere rol. Bij deze verbinding staat de ontwikkeling van kinderen centraal. Hierin kunnen culturele organisaties een rol spelen. Zij kunnen de scholen ondersteunen dit vorm te geven. Steeds vaker wordt de samenwerking dan ook opgezocht door verschillende partijen.
Om de binnen- en buitenschoolse activiteiten aan elkaar te verbinden is de School en Omgeving regeling in het leven geroepen. Dit was eerder de Rijke Schooldag. Binnen deze regeling worden binnen- en buitenschoolse activiteiten aan elkaar gekoppeld. Door deze regeling wordt de kansengelijkheid vergroot en kun je al je leerlingen nieuwe ervaringen bieden op het gebied van kunst & cultuur en sport. De regeling is nu nog specifiek geënt op achterstandsscholen. Het programma moet door de gemeente, welzijnsorganisaties en scholen gedragen moet worden.
Scholen bieden ook steeds vaker cultuur aan in de buitenschoolse activiteiten . Hiervoor wordt samen gewerkt met culturele organisaties en welzijnsorganisaties. Zo wordt er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van lokalen in de school, maar is er ook uitwisseling tussen scholen in één wijk mogelijk, zodat alle kinderen in de wijk in aanraking kunnen komen met cultuureducatie. Zolang het in de wijk is, is het voor leerlingen haalbaar om van de ene school naar de andere school te gaan. Waar het voor binnenschoolse activiteiten lastig is om samen te werken met andere scholen, zijn er meer mogelijkheden om samen te werken op het gebied van buitenschoolse cultuureducatie.
Culturele organisaties zoeken steeds meer de samenwerking op met scholen. Niet alleen om binnenschoolse cultuureducatie aan te bieden, maar ook buitenschoolse. Culturele organisaties vinden het veelal interessant om hier aan mee te werken, omdat het een leuke manier is om leerlingen kennis te laten maken met hen. Vaak stromen enkele leerlingen door naar de vereniging na deze kennismaking tijdens en na school. Ook buitenschoolse opvangorganisaties maken gebruik van de expertise van culturele organisaties voor activiteiten. Culturele organisaties werken ook samen met scholen door bijvoorbeeld materialen uit te lenen, denk hierbij aan muziekinstrumenten die gebruikt kunnen worden in de lessen.
Penvoerders kunnen in deze verbinding een belangrijke rol spelen. Als penvoerder hebben zij contact met de scholen en met de culturele aanbieders. Dit kan direct maar ook via cultuurcoaches of cultuurmakelaars. Door de informatie via een cultuurcoach te laten lopen, kan dit worden gestroomlijnd en worden scholen niet overspoeld met aanbieders.
Heb je zicht op wie je potentieel publiek is bij je museum of culturele organisatie? Wat weet je over hen? Of wat zou je graag willen weten? Ga je daarbij uit van je bestaande aanbod of ga je uit van een specifieke doelgroep die op dit moment je museum niet bezoekt?
Je kan zelf bedenken wat de mogelijkheden zijn, maar je kan het ook aan de doelgroep zelf vragen. Daarbij is het van belang je doelgroep zo goed mogelijk te definiëren en uit deze doelgroep een zo verschillend mogelijke groep mensen te ondervragen. Want binnen je totale doelgroep bestaan subgroepen en elke subgroep heeft weer andere kenmerken. Waar houden ze zich mee bezig? Wat zou je als museum kunnen bieden aan deze potentiële bezoekers? Wat kun je leren van de activiteiten die deze personen wel bezoeken? Op die manier kom je er achter of je dingen aan kan passen, of nieuwe evenementen bedenken, of waar het aan ontbreekt in je museum. Waarschijnlijk heeft het potentieel publiek ideeën waar je zelf niet op zou komen. Zij weten wat ze belangrijk vinden.
Hoe kan je in contact komen met potentieel publiek:
Op welke manier je vragen stelt aan het potentieel publiek is afhankelijk van diverse zaken en je kunt ook methoden combineren. Het gaat erom dat je luistert naar de behoeften van de doelgroep, waardoor je als museum of culturele instelling kan inspelen op de wensen.
Organisaties vragen zich gedurende evaluaties vaak de vraag 'doen we de dingen goed?'. Een goede vraag, die je wilt beantwoorden om je projecten te verbeteren. Maar als je je doelen wilt bereiken, is de vraag 'doen we de goede dingen?' belangrijker. Een vraag die helaas veel minder vaak wordt gesteld. Je wilt graag weten of de ontwikkelde activiteiten bijdragen aan de beoogde doelstelling en dus het beoogde effect hebben.
Om deze vraag te beantwoorden, kun je effecten van je projecten gaan meten (Tien tips voor het meten van effecten), maar je kunt ook kritisch kijken naar waarom activiteiten worden uitgevoerd.
Veel instellingen hebben een visie en missie. Waarschijnlijk de instelling waar u werkt ook. Deze worden vervolgens vertaald in doelstellingen (en subdoelstellingen), die vervolgens omgezet zijn in activiteiten. Hier komen vaak een aantal aannames om de hoek. Een voorbeeld: Een gemeente die burgers wil stimuleren een gezond leven te leiden, kan besluiten sport te subsidiëren (de activiteit). Immers (verantwoord) bewegen is gezond. Door vervolgens alle sportverenigingen te subsidiëren, wordt de aanname gemaakt dat elke sport leidt tot meer bewegen is dus gezond is. Er zijn echter ook sporten, zoals denksport (bridge, schaken) en vaardigheidssporten (handboogschieten en darts) die niet leiden tot meer bewegen. Dit neemt niet weg dat ze andere positieve effecten hebben.
Als je wilt weten of je de goede dingen doet, kijk dan kritsisch naar de verbindingen tussen je missie, doelstellingen en je activiteiten. Zijn deze logisch met elkaar verbonden? Welke aannames zijn er gemaakt? Kun je werken met deze aannames?
Voor OTIB (het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch InstallatieBedrijf) heb ik de verbanden tussen missie, doelstellingen en meetpunten doorgelicht. Meer informatie over dit project vindt je bij 'wordt het doel bereikt als de meetpunten worden behaald?'. Wil je meer weten over het opstellen van meetpunten, kerncijfers of wil je deze verbanden binnen je organisatie onder het licht houden, kun je contact opnemen met mij via de mail (info@claudiadegraauw.nl) of telefoon (06 42 88 77 29).
Regelmatig horen we van culturele organisaties dat ze gebruik maken van bezoekersprofielen. Deze moeten wij dan meenemen in de analyse van de het bezoekersonderzoek. In een eerdere blog hebben we al meer verteld over een aantal verschillende bestaande bezoekersprofielen. Er zijn een hoop voordelen bij deze profielen, maar er zijn ook wat nadelen. Zo past het vaak wel, maar eigenlijk ook weer net niet.
Bezoekersprofielen geven je organisatie inzichten in groepen mensen met veelal dezelfde eigenschappen. Hierop kun je het marketing- en communicatiebeleid aanpassen, maar ook de inhoud en vorm van tentoonstellingen en activiteiten. Vaak kent een organisatie verschillende bezoekersprofielen. In de profielen staat naast kenmerken van de bezoekers ook beschreven hoe en waar de groep mensen het beste te bereiken is. Zo zijn er bestaande bezoekersprofielen, waar musea mee werken, die gebaseerd zijn op een database. Deze database is gekoppeld aan de regio waar veel mensen uit het profiel zouden wonen. Dit geeft je informatie over de regio waar je organisatie zit. Een bezoekersprofiel geeft je dus handvatten voor je marketing- en communicatiebeleid, vorm en inhoud van je tentoonstellingen en activiteiten.
Bestaande bezoekersprofielen gaan uit van een gemiddelde, daardoor lijkt het alsof het past. Maar niemand is gemiddeld. De Nederlandse vrouw heeft bijvoorbeeld gemiddeld 1,54 kinderen, maar dat kan natuurlijk niet. In bestaande profielen wordt er dus met gemiddelden gerekend, zodat er zoveel mogelijk mensen toch in een hokje passen. Maar wanneer je zelf gaat bedenken in welk hokje je past, past het vaak net niet. Het ene kenmerk klopt en het andere kenmerk totaal niet.
Verder kan het zijn dat je het ene moment als bezoeker in hokje A zit en later toch in hokje B. Dit heeft er mee te maken met wie je naar het museum gaat of wat je beweegredenen zijn. Denk hierbij aan de volwassene die met een kind naar het museum gaat en dan bij families met kinderen hoort. Later gaat deze volwassene met een vriendin naar een kunsttentoonstelling en hoort dan bij cultuurliefhebbers. Zo zie je dat de profielen niet altijd passen en per bezoek anders kunnen zijn.
Voor een culturele organisatie is het dan ook belangrijk om goed naar de eigen bezoekers te kijken en niet blind te staren naar de bestaande bezoekersprofielen die zijn opgesteld.
Wil je graag werken met bezoekersprofielen, maar heb je daar hulp bij nodig. Het is namelijk ook mogelijk om zelf bezoekersprofielen op te stellen en wij helpen je daar graag bij met een bezoekersonderzoek.
Een goed geformuleerd doel is de sleutel tot succes. Maar hoe zorg je ervoor dat je doel niet alleen ambitieus is, maar ook haalbaar en duidelijk? Er zijn verschillende richtlijnen om je hierbij te helpen, waaronder RUMBA en PRISMA, maar de SMART-methode is het bekendst. Door je doelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden te maken, vergroot je de kans dat je ze ook echt bereikt. Hieronder lees je wat elk onderdeel inhoudt.
Een doel moet helder zijn. Niet vaag of algemeen, maar concreet en precies. In plaats van te zeggen: “We willen meer jongeren interesseren voor techniek”, kun je beter zeggen: “In 2025 willen we 100 jongeren uit regio X inschrijven voor een technische opleiding.”
Een specifiek doel geeft antwoord op vragen als: Wat wil je bereiken? Wie zijn erbij betrokken? Waar ga je het doen? Waar gebeurt het? Welke delen van de doelstelling zijn essentieel? En waarom is dit belangrijk? Hoe concreter je bent, hoe makkelijker het wordt om gericht actie te ondernemen.
Een doel is pas bruikbaar als je kunt meten of je het op een bepaald moment gehaald hebt. Daarom moet er een systeem of methode beschikbaar zijn, of worden ontwikkeld, om dit te kunnen bepalen.
Een goede manier om te starten is met een nulmeting: je brengt de beginsituatie in kaart. Zo weet je waar je naartoe werkt én wanneer je tevreden kunt zijn.
Een doel werkt alleen als de mensen die ermee aan de slag moeten, er ook achter staan. Het moet dus acceptabel zijn voor iedereen die betrokken is.
Je kunt het draagvlak vergroten door mensen actief te betrekken bij het kiezen en formuleren van het doel. Als betrokkenen zich gehoord voelen en mee mogen denken, is de kans groter dat ze zich ervoor inzetten. Zeker bij doelen op korte termijn is het slim om deze zo laag mogelijk in de organisatie te bepalen.
Een doel moet uitdagend zijn, maar wel haalbaar. Vraag jezelf af: hebben we genoeg tijd, middelen en kennis om dit te bereiken? Kunnen we dit echt beïnvloeden?
Als een doel te groot of te moeilijk lijkt, kun je het opdelen in kleinere stappen. Zo blijft het overzichtelijk en blijft de motivatie hoog. Elk behaald tussenresultaat geeft weer nieuwe energie.
Tot slot moet een doel altijd een begin- en einddatum hebben. Zonder tijdslijn blijft een doel vaak liggen. Een SMART-doel zegt dus niet alleen wat je wilt bereiken, maar ook wanneer.
We werken regelmatig voor musea die werken met bezoekersprofielen. Door middel van een bezoekersonderzoek kom je namelijk veel te weten over je bezoekers. Met de resultaten van diverse vragen kun je je bezoekers indelen in verschillende profielen. Je kunt de profielen zelf bedenken naar aanleiding van de resultaten, maar er zijn ook bestaande profielen waar je je bezoekers in kunt delen. In deze blog vertel ik je meer over aantal bestaande bezoekersprofielen.
Een van de profielen is Whize, beter bekend als de Mosaic profielen. Het bestaat uit 11 segmenten en 59 sub segmenten. Elk segment is een soort huishouden. Er wordt hierbij gekeken naar de demografische, socio-economische kenmerken, de levensstijl, cultuur gedrag en de mentaliteit. Vaak wordt er gekeken welke profielen bij de organisatie passen en wordt daar beleid op aangepast.
Bij het mentality-model van Motivation worden mensen ingedeeld naar hun levensinstelling. Er zijn 8 sociale milieus waarin mensen worden ingedeeld. Mensen worden ingedeeld naar aanleiding van persoonlijke opvattingen en waarden. Mensen uit hetzelfde milieu delen waarden op het gebied van werk, vrije tijd en politiek. Ze hebben ook overeenkomstige ambities en aspiraties. Elk milieu heeft zijn eigen leefstijl en koopgedrag.
Het BSR-model ontrafelt drijfveren van mensen en wat er moet gebeuren om mensen tot actie over te zetten. Het model kent vier leefstijlen waarin de eigen manier van leven centraal staat. Dit model vertelt over wat je moet doen en waarom je dat moet doen. Door middel van een database hebben ze heel Nederland in kunnen delen in vier groepen: vitaal, harmonieus, controlerend en zekerheid.
De leefstijlvinder is gebaseerd op het BSR model en verder is ontwikkeld richting vrije tijd en vakantie. Hierin worden de behoeften van mensen meegenomen op het gebied van vrije tijd en vakantie. Ook deze maakt gebruik van een database waardoor ze weten welke groepen er waar in Nederland wonen. Op deze manier kun je gericht marketing gaan voeren op de juiste doelgroepen.
Er zijn nog meer bezoekersprofielen waar mee gewerkt kan worden. Daarom is het belangrijk om goed te kijken wat je van je bezoekers moet weten en welk profiel daar het beste bij aansluit. Echter kun je de profielen vaak niet zomaar gebruiken, omdat deze zijn ontwikkeld door onderzoeksbureaus en zij de database hebben. Het is ook mogelijk om zelf bezoekersprofielen op te stellen en wij helpen je daar graag bij met een publieksonderzoek.
Voor organisaties binnen dezelfde branche met vergelijkbare activiteiten (bijvoorbeeld musea of toneelgezelschappen) is het interessant om de kwaliteit van deze activiteiten met elkaar te vergelijken door middel van een benchmark. Hierdoor kun je van elkaar leren: Wat lukt de één wel en de ander niet? Daarnaast bepaal je gezamenlijk wat de criteria voor kwaliteit van jullie activiteiten bepaald; bijvoorbeeld een verandering in houding, bijdrage aan de creativiteit. Hiermee breng je een eenduidig en duidelijk geluid naar buiten over de kwaliteit die je biedt naar subsidiegevers en je publiek.
Een benchmark is een vergelijkend onderzoek waarbij de prestaties van organisaties, producten, diensten of programma’s op identieke wijze worden onderzocht en met elkaar worden vergeleken. Hoe de benchmark precies wordt ingericht is afhankelijk van de kwaliteitscriteria die gemeten worden. Als dit is vastgesteld worden alle organisaties, diensten, producten, activiteiten, programma’s op dezelfde manier gemeten en langs dezelfde meetlat gelegd.
Als de vergelijking anoniem is, worden de verschillende organisaties, diensten, producten, activiteiten vergeleken met het gemiddelde. Als de vergelijking niet anoniem is, worden de organisaties naast elkaar gezet. Dan wordt duidelijk wie welke sterke punten heeft. Over deze sterke punten kunnen de verschillende organisaties dan van elkaar leren. Met een benchmark leer je dus welke kwaliteit jij biedt en wat vergelijkbare organisaties bieden. Dit helpt je ook om je beter te positioneren. Afhankelijk van hoe de benchmark is ingestoken, kun je zo leren wat jouw publiek bij jou komt halen. En hier vervolgens beter op inspelen.
Als je de benchmark zelf inricht met je collega-organisaties, bepalen jullie als sector wat de criteria voor kwaliteit is voor jullie producten. Is kwaliteit bepaald door het aantal bezoekers, het aantal uitvoeringen of door wat je bewerkstelligt bij je publiek? Door dit op te nemen in de benchmark beoordeel je je diensten en activiteiten op kwaliteitscriteria die jullie als sector belangrijk vinden.
Dit geeft je een interessant instrument in handen naar je subsidiegever en andere financiers. Zij stellen steeds vaker vragen over de kwaliteit die je biedt en de mate waarin je hierin je doel bereikt. Met zo’n benchmark heb je een instrument in handen waarmee je de kwaliteit die jouw organisatie biedt, kunt aantonen. Ook ten opzichte van andere organisaties. Wat jouw sterke punten zijn. En in hoeverre jij jouw doelen bereikt.
Ben je cursist? Log hier in op de Academie voor Onderzoek