Als je in een korte tijd veel informatie nodig hebt voor je onderzoek, is de kans groot dat je kiest voor een vragenlijst. Want dat is één van de voordelen van een vragenlijst als onderzoeksmethode: op een snelle manier bij veel respondenten veel informatie verzamelen. Maar wist je dat er ook andere manieren zijn om in korte tijd veel informatie te verkrijgen van je respondenten? Denk bijvoorbeeld aan een kort interview. Wij zetten de voordelen van een kort interview voor je op een rij en leggen je uit wat de verschillen zijn met een vragenlijst.

Het misverstand dat er veel tijd gaat zitten in een kort interview

Bij een kort interview denken de meesten dat dit ontzettend veel tijd kost. Ook zou je het niet kwantitatief in kunnen zetten om te analyseren. Dit klopt niet helemaal. Een kort interview is namelijk absoluut in te zetten als kwantitatieve methode én veel tijd hoeft het niet te kosten. Zolang je maar goed bent voorbereid en weet wat je doet.

De interview vragen

Stel vooraf aan je interview een gespreksprotocol met de interview vragen op. Denk goed na welke informatie je wilt verzamelen en zorg dat je de vragen niet te lastig en uitgebreid maakt. Houd hierbij in gedachte dat je interview maximaal 10 minuten mag duren.

Omdat je mensen fysiek spreekt, kun je doorvragen op bepaalde gegeven antwoorden. Zo weet je meteen de achterliggende gedachten van een bepaald antwoord en dat is vaak de informatie waar je naar op zoek bent. In tegenstelling tot een vragenlijst, waar snel sociaal wenselijk geantwoord wordt.

Kwantitatieve analyse van een kort interview

De antwoorden die je hebt verkregen uit je korte interview kun je onder andere vergelijken in een Excel bestand. Zo is het toch een kwantitatieve analyse en is het zelfs mogelijk om percentages uit te draaien. Dit is natuurlijk wel afhankelijk van je vragen. Heb je bijvoorbeeld een vraag waar men eigenschappen moet opnoemen, dan zie je eenvoudig welke eigenschappen er het vaakst genoemd zijn.

Met het invullen van een vragenlijst zijn respondenten ook al snel 10 minuten bezig. In dit tijdsbestek kun je ook makkelijk een kort interview doen en heb je zelfs nog meer informatie over waarom respondenten bepaalde antwoorden geven.

Contact en meer informatie

Heb je veel informatie nodig van je respondenten en kom je ook graag achter de achterliggende gedachten van bepaalde antwoorden? Overweeg dan zeker een kort interview in plaats van een vragenlijst. Maak hierbij ook gebruik van onze 15 tips voor een goed interview.

Al enige tijd loop je met een idee, een idee waarvan jij denkt dat het een succes gaat worden. Maar denkt iedereen daar zo over? Ga je het idee zomaar uitvoeren of ga je toch maar navragen aan een aantal mensen of het daadwerkelijk een goed idee is? Wanneer je besluit dat je het gaat navragen, begin je een marktonderzoek.

Het doel van een marktonderzoek doen is erachter komen of er potentie is voor een idee, dat kan een product zijn, maar ook een dienst. Met een marktonderzoek ga je vragen stellen aan de doelgroep van je idee. Als eerste ga je goed nadenken over wie je doelgroep is, waar je de doelgroep vindt en hoe je de doelgroep kunt bereiken. Daarna is het belangrijk dat je goed bedenkt wat je de doelgroep gaat vragen. Vraag naar het probleem wat jij denkt op te lossen en wat er belangrijk is bij een oplossing. Vraag wat ze in het verleden hebben gedaan en hoe ze dat hebben gedaan. Wat beviel goed en wat niet? Maar stel ook vragen over de doelgroep, over concurrenten en trends in de markt.

Je marktonderzoek kun je op verschillende manieren doen. Je kunt gebruik maken van een vragenlijst, het nadeel is dat je dan niet door kunt vragen waarom mensen het antwoord geven. Ik adviseer interviews te houden want dan laat je je doelgroep hun eigen woorden gebruiken. Daarnaast kun je doorvragen en zo achter gedragingen komen van de doelgroep.

Door het marktonderzoek krijg je het antwoord op de vraag of er potentie is voor je idee. Hoe meer informatie je kunt verzamelen hoe beter je een besluit kunt nemen of je doorgaat met je idee of er toch afscheid van moet nemen. Dit voordat je er veel tijd, energie en eventueel geld in hebt gestoken.

Stel: je hebt interviews afgenomen voor je onderzoek. Er is een hoop interessante informatie naar boven gekomen tijdens deze gesprekken. Maar hoe zorg je ervoor dat je die informatie kunt gebruiken om je onderzoeksvraag te beantwoorden?

Stap 1: verslaglegging

Maak een verslag van je interview. Het beste kun je dit doen aan de hand van een geluidsopname van het gesprek of je vraagt iemand die meteen mee typt tijdens het gesprek. Je kunt dit zo gedetailleerd doen als je wilt. Sommige onderzoekers transcriberen een gesprek (een letterlijk gesprek van alles wat wordt gezegd). Ik (laat) meestal een verslag maken waarin staat wat iemand vertelde met enkele sprekende voorbeelden die iemand noemt.

Als je zelf het gesprek uitwerkt vallen er vast al bepaalde passages op. Markeer deze alvast! Dit zal je tijd besparen tijdens het analyseren.

Stap 2: thema’s opstellen

Nadat je je interviews hebt uitgewerkt, is het tijd om te coderen. Bij coderen markeer je bepaalde onderwerpen en thema’s die jouw onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Als je op zoek gaat naar specifieke informatie, codeer je thematisch. Voordat je interviews ging afnemen, heb je vast een (vragen)lijst opgesteld met thema’s die je wilde bespreken. Deze kun je nu weer gebruiken. Stel een lijst met thema’s op. Print hem uit en houdt hem erbij tijdens het coderen.

Stap 3: coderen

Vervolgens ga je coderen. Print je interviews uit en onderstreep elke belangrijke passage. Gebruik een andere kleur voor elk verschillend thema. Soms is een thema echter niet zo eenduidig. Het kan zijn dat meerdere labels onder één thema vallen, bijvoorbeeld het thema ‘creativiteit’. Van te voren heb je opgesteld dat het thema creativiteit meerdere factoren bevat, zoals ‘nieuwsgierigheid’ en ‘experimenteren’. Dan geef je de passages die labels. Vervolgens groepeer je alle labels onder ‘creativiteit’. Het kan dat je er tijdens het coderen achter komt dat ‘vindingrijk zijn’ ook bij ‘creativiteit’ hoort. Maak dan een nieuw label aan. Dit geldt natuurlijk ook voor geheel nieuwe thema’s.

Het komt ook wel eens voor dat je er halverwege achter komt dat je bepaalde passages toch anders moet labelen. Of dat sommige labels niet nuttig zijn.

Stap 4: analyseren en rapporteren

Als het goed is, heb je je data gereduceerd tot een lijst met thema’s en labels, plus bijbehorende passages.

De themalijst kan als leidraad dienen voor je rapport. Beschrijf de thema’s die jouw onderzoeks- of deelvraag beantwoorden. Gebruik, als het kan, daarbij citaten uit de interviews om bepaalde punten te benadrukken. Zo blijft je rapport ook interessant om te lezen.

Vrijwilligers zijn onmisbaar in het culturele veld. Ze dragen met liefde zorg voor je organisatie en staan vaak in direct contact met je bezoekers. Vaak ontvangen ze vanuit de bezoekers (on)gevraagd feedback die belangrijk kan zijn voor de bezoekersbeleving. Of ze merken zelf dingen op die tot een betere service leidt. Maar hoe verwerk je als organisatie de feedback op een efficiënte manier? We geven je 7 tips:

  1. Laat weten aan vrijwilligers dat hun feedback waardevol is en koppel terug wat en wanneer er iets met de feedback wordt gedaan.
  2. Zorg voor een eenduidig verwerkingssysteem, zowel voor vrijwilligers als voor de organisatie. Gelet op de leeftijd van je vrijwilligers kan je bijvoorbeeld kiezen voor een schriftje bij de balie of het sturen van mails naar één contactpersoon van de organisatie.
  3. Maak een databestand aan in Excel waarbij je de feedback op datum plaatst en categoriseert. Zo kun je zien hoe vaak een opmerking voorkomt, en of een opmerking na een periode ook weer verdwijnt.
  4. Maak van je data grafieken en tabellen en plaats deze in een overzichtelijk A4 zodat je aan je organisatie in één oogopslag kunt laten zien waar de aandachtspunten en complimenten liggen.
  5. Plan iedere maand, kwartaal of half jaar een moment in om in groter verband de feedback door te nemen. Maak actiepunten waar aan gewerkt gaat worden.
  6. Evalueer bij het volgende overlegmoment of de actiepunten zijn doorgevoerd en of daar ook resultaten van zijn, bijvoorbeeld doordat klachten niet meer terugkomen.
  7. Let tot slot op representativiteit: niet alle bezoekers zijn geneigd hun mening door te geven aan vrijwilligers. Daardoor kan een mening niet altijd geldend zijn voor het alle bezoekers. Je kunt meer feedback verzamelen door bijvoorbeeld te kijken naar respons in een gastenboek, of bij Google-reviews. Deze kun je ook in je databestand opnemen. Wil je nog meer informatie over de tevredenheid van je bezoekers? Houd dan een bezoekersonderzoek.

Wil je meer weten over bezoekersonderzoek en hoe ik je daarbij kan helpen? Kijk dan hier of neem direct contact met me op.

Monitoren en evalueren worden vaak samen genoemd. Dit is niet gek, want zowel monitoren als evalueren doe je om dezelfde reden: je wilt specifieke informatie verzamelen die je nodig hebt om de volgende stap te kunnen maken. Het wordt vaak gezien als één instrument, maar er is wel degelijk verschil tussen de twee. Het verschil zit ‘m vooral in de momenten waarop je het doet.

Monitoren

Monitoren is structureel zicht houden op het project of programmaverloop. Het monitoren van je project doe je in aanloop naar het project en voornamelijk tijdens het project. Door gedurende het project structureel informatie te verzamelen kun je tijdig bijsturen waar nodig. Een monitor geeft antwoord op vragen zoals: Ben je op het goede spoor? Dragen je activiteiten bij aan je doel? Wat gaat goed? Wat kan beter? Door te monitoren houd je zicht op je doelbereik. Zo weet je welke stappen je moet zetten om je doel te bereiken en bereik je het doel efficiënter.

Evalueren

Met evalueren hou je het resultaat tegen het licht. Dit gebeurt meestal na afloop van een project, maar kan ook tussentijds. Je beantwoordt vragen als: Is het doel bereikt? Levert dit het beoogde effect? Een evaluatie brengt helder in kaart wat de resultaten en/of effecten van je project en/of proces zijn. Daarbij benoem je de succesfactoren en de verbeterpunten . Met die kennis weet je bij toekomstige trajecten waar je aandachtspunten liggen.

Om zowel tijdens het project zicht te houden op het verloop van het project én inzicht te krijgen in de resultaten wordt monitoring en evalueren vaak samen gedaan. Je krijgt dan een compleet beeld van de effecten van je project en kunt tijdig bijsturen indien nodig.

Wil jij ook inzicht in het verloop en de resultaten van je project, programma of activiteit? Ik kan je helpen bij de monitoring en/of evaluatie!

Wanneer je interviews afneemt kun je veel te weten komen. Je verzamelt voornamelijk kwalitatieve data. (Er zijn enkele trucjes om ook kwantitatieve data te verzamelen.) Nog voordat je interview start, is het van belang dat je je interviewvragen goed gedefinieerd hebt. Want vragen stellen doe je niet voor de lol: ze moeten uiteindelijk antwoord geven op de hoofdvraag van je onderzoek. Daarom geef ik je tips hoe je je interviewvragen zo goed mogelijk vormgeeft:

  1. Zorg dat je helder geformuleerde hoofd- en deelvragen paraat hebt.
  2. Stel vragen op die aansluiten bij je hoofd- en deelvragen. Om er zeker van te zijn dat je ze allemaal kunt beantwoorden, zet je achter iedere vraag bij welke hoofd- of deelvraag de vraag aansluit.
  3. Zet de vragen op een logische volgorde waarmee je overlap voorkomt.
  4. Voorzie je interviewvragen van een introducerende tekst. Hierin staat waarom deelnemers worden geïnterviewd en hoe lang het interview duurt.
  5. Formuleer je vragen zo, zodat de geïnterviewde ze begrijpt. Je kunt dit testen door het protocol te oefenen met je collega. Zo merk je ook of je vragen in de juiste volgorde gesteld worden.
  6. Zorg dat je vragen objectief worden gesteld. Hierdoor voorkom je vooroordelen die ertoe leiden dat het onderzoek de verkeerde antwoorden geeft en blijft er ruimte om door te vragen tijdens je interview. Vooroordelen komen voor als je leidende vragen stelt zoals ‘Vind je ook niet dat’, ‘zou je…?’ of ‘Klopt het dat…?’.
  7. Zorg ervoor dat er ruimte is om verdiepende vragen te stellen. Verdiepende vragen beginnen met ‘waarom’, ‘hoe’, ‘wat’ en ‘wie’. In deze vragen vind je dé ‘goudklompjes’ die speciale inzichten voor je onderzoek opleveren.
  8. Stel een afsluitende tekst op met uitleg over wat er met de uitkomsten van het gesprek gebeurt.

Tot slot wil ik je meegeven dat het belangrijk is om objectief te blijven tijdens het interview. Je eigen mening speelt hierin geen rol. Zorg ervoor dat de geïnterviewde zijn eigen verhaal kan vertellen.

Meer tips om je interview goed voor te bereiden? Lees dan mijn blog ’10 tips om een interview voor te bereiden’ of ’15 tips voor een goed interview’.

Stel je wilt een onderzoek doen onder een doelgroep die uit wel 10.000 mensen bestaat, moet je dan alle 10.000 mensen spreken om tot de juiste resultaten te komen? Zeker niet, slechts een deel van de onderzoekspopulatie hoeft mee te doen aan jouw onderzoek om tot representatieve resultaten te komen. Ik vertel je wat representativiteit inhoudt en wanneer iets representatief is.

Representativiteit houdt de mate in waarin de respondenten uit een steekproef een goede afspiegeling vormen van de doelgroep van je onderzoek. Je onderzoek is hierdoor representatief, wat betekent dat de eindconclusie van je onderzoek kloppend is voor ‘iedereen’ in je onderzoekspopulatie.

Een steekproef

Wanneer je een onderzoekspopulatie van 10.000 mensen hebt, zal je uiteindelijk 400 mensen moeten spreken om tot de mening van de grotere groep te komen. Dit houdt niet in dat je maar 400 mensen hoeft te benaderen. Je hebt te maken met een responspercentage. Dit is het percentage mensen dat meedoet aan je onderzoek. Je responspercentage is afhankelijk van het onderwerp dat je onderzoekt, hoe gemakkelijk en leuk het is om mee te doen aan jouw onderzoek en wat mensen ervoor terug krijgen. Ik ga vaak uit van 30% omdat ik vaak naar leuke onderwerpen onderzoek mag doen en inmiddels ervaring heb met het gemakkelijk maken van meedoen aan een onderzoek en ik de opdrachtgever vraag voor een leuk cadeautje voor de mensen die meedoen met het onderzoek. Tips om je respons te verhogen

Doordat niet iedereen mee zal doen aan je onderzoek zal je dus een grotere steekproef moeten trekken. Als je 400 respondenten nodig hebt en je uitgaat van een responspercentage van 30% heb je een steekproef van 400/30%=1.333 mensen nodig trekken.

Wanneer je een onderzoek doet moet je er rekening mee houden dat hoe kleiner de onderzoekspopulatie wordt, hoe groter het aantal respondenten wordt om tot representatieve eindresultaten te komen. Soms is echter de input die respondenten geven waardevoller dan de hoeveelheid mensen die meedoen. Je hebt het dan over kwalitatief onderzoek. In sommige gevallen kan het belangrijker zijn om te focussen op de resultaten van het onderzoek dan de representativiteit. Lees hierover meer in mijn blog ‘Kwalitatief en kwantitatief onderzoek: wat is wat?’.

Wil je weten hoeveel respondenten je nodig hebt voor jouw onderzoekspopulatie: ga dan naar een steekproefcalculator. Vaak geven deze ook meteen aan hoeveel mensen je moet benaderen in je steekproef.

Een goed onderzoek is meer dan een vragenlijst invullen of een paar mensen interviewen. Het steunt op zes pijlers: validiteit, betrouwbaarheid, representativiteit, onafhankelijkheid, objectiviteit en herhaalbaarheid. In deze blog leggen we uit hoe je deze zes punten toepast in de praktijk. Voldoet je onderzoek aan deze eisen, kun je erop vertrouwen dat je resultaten kloppen. Je maakt dan keuzes op basis van feiten, niet op gevoel. En anderen kunnen jouw werk controleren of herhalen. Dat maakt je onderzoek niet alleen sterker, maar ook waardevoller.

Validiteit: meten wat je écht wilt weten

Validiteit betekent dat je onderzoek precies meet wat je wilt meten. Stel je maakt een vragenlijst. Dan is het belangrijk dat de vragen duidelijk zijn en dat iedereen ze op dezelfde manier begrijpt. Als mensen de vragen anders interpreteren, krijg je geen goede antwoorden. Daarom is het slim om je vragen eerst te testen bij een kleine groep. Zo ontdek je of alles duidelijk is en of de vragen echt passen bij je onderzoeksvraag. Met name als je abstractere begrippen wilt meten, zoals houding of ontwikkeling, is uitgebreid testen nodig om een valide vragenlijst te krijgen.

Betrouwbaarheid: steeds dezelfde uitkomst

Een betrouwbaar onderzoek geeft bij herhaling dezelfde resultaten. Dat betekent dat je meetinstrument goed werkt en dat je genoeg mensen hebt ondervraagd. Hoeveel mensen dat zijn, hangt af van de grootte van je doelgroep. Bij een grote groep heb je meer respondenten nodig dan bij een kleine. Gelukkig zijn er handige hulpmiddelen, zoals een steekproefcalculator, die je helpen bepalen hoeveel mensen je moet benaderen.

Bij kwalitatief onderzoek draait betrouwbaarheid om het spreken van de juiste mensen. Kies bewust gesprekspartners met verschillende perspectieven, zodat je het vraagstuk van meerdere kanten belicht. Bij literatuurstudie is het belangrijk dat je in de volledige breedte kijkt naar de literatuur. Kijk naar verschillende standpunten en theorieën. Dus niet alleen theorieën die jouw standpunt onderbouwen, maar kijk ook naar criticasters.

Representativiteit: een goede afspiegeling

Je wilt dat je resultaten gelden voor de hele doelgroep, niet alleen voor de mensen die toevallig hebben meegedaan. Daarom moet je steekproef een goede afspiegeling zijn van de groep die je onderzoekt. Onderzoek je bijvoorbeeld jongeren tussen 15 en 18 jaar? Dan is het belangrijk dat je deelnemers verschillen in achtergrond, schooltype en woonplaats. Alleen zo kun je betrouwbare conclusies trekken.

Bij een populatie van 10.000 mensen heb je ongeveer 400 respondenten nodig voor representatieve resultaten. Omdat niet iedereen meedoet, moet je meer mensen benaderen. Het responspercentage, het percentage mensen dat daadwerkelijk meedoet aan je onderzoek, hangt af van het onderwerp, de toegankelijkheid van het onderzoek en eventuele beloningen. Zelf reken ik vaak met 30%, dankzij aantrekkelijke onderwerpen, een laagdrempelige aanpak en een leuke beloning voor deelnemers is dit haalbaar.

Onafhankelijkheid: geen eigen belang

Een onderzoek moet onafhankelijk zijn. Dat betekent dat jij als onderzoeker geen belang hebt bij de uitkomst. Dit is vooral belangrijk als je onderzoek doet naar je eigen organisatie. Je wilt voorkomen dat het lijkt alsof je alleen maar positieve resultaten laat zien. Een onafhankelijk onderzoek geeft een eerlijk beeld, ook als de uitkomsten minder gunstig zijn.

Objectiviteit: zonder oordeel meten

Objectief zijn betekent dat je je eigen mening buiten het onderzoek houdt. Je stelt neutrale vragen en laat je mening niet merken tijdens interviews. Ook bij het analyseren van de resultaten blijf je zo feitelijk mogelijk. Het helpt om van tevoren een duidelijk plan te maken en je daaraan te houden. Laat ook anderen meekijken naar je conclusies. Zo voorkom je dat je onbewust sturing geeft aan het onderzoek.

Zo werk je zo objectief mogelijk:

Herhaalbaarheid: hetzelfde resultaat, andere onderzoeker

Tot slot is het belangrijk dat je onderzoek herhaalbaar is. Dat betekent dat een andere onderzoeker, op een ander moment, met andere mensen, tot dezelfde resultaten moet komen. Dit lukt alleen als je precies beschrijft hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd. Denk aan de methode die je hebt gebruikt, de manier waarop je data hebt verzameld en hoe je de vragen hebt opgesteld. Deze informatie zet je in het hoofdstuk ‘Onderzoeksmethodiek’ van je rapport.

De onderzoekspopulatie bestaat uit de personen of organisaties die je in je onderzoek wilt betrekken. Omdat je meestal niet iedereen in de populatie kunt ondervragen, trek je een steekproef. In een representatieve steekproef zitten voldoende respondenten (let op uitval: niet iedereen in de steekproef zal meewerken aan je onderzoek) en hierin zitten alle deelgroepen vertegenwoordigd (mannen-vrouwen, jong-oud, ...).

Waar moet je opletten bij het trekken van een steekproef?

  1. Je steekproef moet groot genoeg zijn. Hiervoor moet je eerst berekenen hoeveel mensen minimaal aan je onderzoek mee moeten werken om representatief te zijn. Dit is afhankelijk van de grootte van je onderzoekspopulatie, de betrouwbaarheid die je nastreeft (bij beleidsonderzoek veelal 95%) en de foutenmarge die je wilt accepteren (bij beleidsonderzoek veelal 95%). Het berekenen van je benodigde steekproefgrootte doe je met een steekproefcalculator.
  2. Onderdeel hiervan is dat je bepaalt hoe groot de kans is dat mensen meewerken aan je onderzoek. Mensen op straat zullen minder snel meewerken aan je onderzoek, dan als ze affiniteit hebben met het onderwerp (bijvoorbeeld het theater dat ze regelmatig bezoeken) of de vragenlijst klassikaal wordt afgenomen. Aan de hand hiervan bepaal je hoeveel mensen je moet vragen.
  3. Je bepaalt of je een selecte of aselecte steekproef wilt trekken. Hierbij zijn de omstandigheden (wat is er mogelijk) van belang, maar ook of je te maken hebt met belangrijke subgroepen in je onderzoekspopulatie, waar je rekening wilt houden. In dit laatste geval kies je voor een gestratificeerde steekroef (zie hieronder bij aselecte steekproef).

Het verschil tussen een selecte en een aselecte steekproef:

Bij een aselecte steekproef heeft iedereen uit de onderzoekspopulatie een even grote kans om in de steekproef terecht te komen. Hiervoor zijn een aantal methoden mogelijk:

Bij een selecte steekproef maakt niet iedereen kans om in de steekproef terecht te komen. De resultaten gelden enkel voor de onderzochte groep. Er zijn een aantal selecte steekproeven mogelijk:

Controle van je respons

Bij een kwantitatief onderzoek wil je tijdens en na je veldwerk je respons controleren of eventuele subgroepen evenredig vertegenwoordigd zijn. Door vooraf te kiezen voor de juiste steekproefvorm kun je grote afwijkingen voorkomen, maar de daadwerkelijke respons kan anders zijn dan je steekproef. Controleer bijvoorbeeld op de verhouding mannen en vrouwen of op verschillende leeftijdsgroepen, maar ook andere kenmerken die voor jouw onderzoekspopulatie van belang kunnen zijn. Ter vergelijking kun je gebruik maken van algemene cijfers van het CBS Voorwaarde is natuurlijk wel dat je naar deze kenmerken hebt gevraagd. Denk hier dus over na bij het opstellen van je vragenlijst.

Wanneer je een onderzoek uitvoert is het belangrijk dat de uitkomsten betrouwbaar zijn. Je wilt immers dat ze bruikbaar zijn en dat ze door derden serieus worden genomen. Om dat te bereiken moet het onderzoek onafhankelijk zijn. Maar wat betekent dat? Een onafhankelijk onderzoek betekent dat de onderzoeker geen belang heeft bij de uitkomsten van het gesprek. Je meet dus niet volgens je eigen maatstaf. Dat is onder andere belangrijk wanneer je onderzoek doet naar je eigen organisatie. Je wilt voorkomen dat je valt onder de slogan: 'Wij van wc-eend, adviseren wc-eend'.

Belangrijk voor onafhankelijk onderzoek is te zorgen voor objectiviteit: jouw mening als onderzoeker, of die van andere belanghebbenden, laat je buiten beschouwing. Het is belangrijk om er zeker van te zijn dat je afstand houdt van het onderwerp en je vragen niet gestuurd zijn. Respondenten voelen zich zo niet gedwongen of gestuurd om een bepaald antwoord te geven. Je kunt testen of je onderzoek onafhankelijk is en daarmee betrouwbaarder door te kijken of het onderzoek herhaalbaar is: een andere onderzoeker kan hetzelfde onderzoek uitvoeren waarbij dezelfde resultaten worden gevonden.

Weten waar je nog meer rekening mee moet houden voor een onafhankelijk onderzoek, en wat voor onderzoeksmethoden er zijn? Lees de blogs Zelf onderzoek (leren) doen en Valkuilen van onderzoek doen of download mijn e-book met een routewijzer voor zelf onderzoek doen.

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring.
© 2022 – 2025 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone