Bij een onderzoekrapportage denken veel mensen, helaas, nog steeds aan een lijvig boekwerk dat leest als een spannend boek (er wordt langzaam toegewerkt naar de conclusie). Er zijn echter ook andere manieren van rapporteren die steeds vaker gebruikt worden. Afhankelijk van de mate waarin je de onderzoeksresultaten wilt verspreiden, staan hieronder enkele mogelijkheden:

1. Een rapportage geschreven als een website

Een andere manier van schriftelijk rapporteren is per hoofdstuk een onderzoeksvraag beantwoorden. Binnen deze antwoorden begin je met de conclusie en wordt vervolgens uitgelegd hoe dit antwoord is opgebouwd.

2. Presentatie

Naast een schriftelijke rapportage is een presentatie ook mogelijk. Veel mensen vinden het prettiger om te luisteren of te kijken dan om te lezen. Met een presentatie krijgen luisteraars de mogelijkheid meteen te reageren en vragen te stellen als iets niet duidelijk is. Om de presentatie te bewaren kun je deze filmen.

3. Dashboard

Een dashboard is een dynamische manier van presenteren. In Excel kun je met grafieken een mooie presentatie maken. Elke keer dat je nieuwe informatie hebt wordt deze informatie meegenomen in je grafieken. Door gebruik te maken van filters kun je spelen met je data. Het dashboard vernieuwt zich daardoor steeds en laat de informatie zien die jij interessant vindt.

4. Powerpointrapportage

In zo’n rapportage ligt het accent op grafieken en tabellen. Conclusies worden beknopt geformuleerd. Dit is voor de schrijver lastig, omdat zij minder woorden heeft om nuances aan te brengen. Voor de lezer is het overzichtelijker en minder leeswerk. De nuances staan in de grafieken en tabellen en vergt dus soms nog wat interpreteerwerk vanuit de lezer.

 

5. Infographic

Op internet zie je steeds vaker infographics voorbij komen. Het zijn informatieve illustraties waarbij gebruik wordt gemaakt van tekst, grafieken en tekeningen. Het is een snelle manier om informatie te delen.

6. Animatie

Om onderzoeksresultaten te verspreiden aan een breder publiek is een animatiefilmpje een mogelijkheid om informatie op een prettige manier te vertellen en tonen, welke vervolgens gemakkelijk te verspreiden is. Door hierbij gebruik te maken van YouTube en social media, kan de informatie breed verspreid worden. Mensen zullen sneller geneigd zijn het te bekijken omdat de informatie toegankelijk en aantrekkelijk aangeboden wordt (bv in vergelijking met een schriftelijke rapportage).

7. Folder/flyer

Een andere manier om informatie laagdrempelig en aantrekkelijk te verspreiden is een folder of flyer. De hoofdzaken worden samengevat en aantrekkelijk vormgegeven met grafieken en illustraties. Het voordeel van een folder is dat deze gedrukt kan worden en dan zowel fysiek (bijvoorbeeld bij een bijeenkomst) als digitaal verspreid kan worden.

8. Tijdschrift

Een andere laagdrempelige manier om informatie te verspreiden is een tijdschrift. Door de vormgeving wordt de informatie aantrekkelijker gemaakt. De wijze van schrijven (in losse artikels en columns) wordt de informatie laagdrempeliger gemaakt.

9. Artikel in een tijdschrift

Een artikel schrijven en vervolgens publiceren in een tijdschrift zorgt voor een brede verspreiding van je resultaten onder je doelgroep. Kies hierbij in welk tijdschrift je wilt publiceren en pas hierop je artikel aan. Een artikel voor een vaktijdschrift ziet er anders uit dan een artikel voor een populair tijdschrift.
Wil je meer informatie over het formuleren van onderzoeksvragen? Lees dan deze blog: Hoe kom je tot de juiste onderzoeksvraag?

English flag Click on the flag to read this article in English

Met interviews kun je veel te weten komen. Dit kan in een 1-op-1 gesprek (individueel), maar ook met een groepsgesprek[link]. Je kunt bijvoorbeeld nieuwe ideeën voorleggen en bespreken, of een lopend project bijsturen, of na afloop van een programma bespreken waar je in de toekomst rekening mee dient te houden.

Maar hoe haal je het meeste uit je interviews?

  1. Zorg er voor dat je de juiste personen spreekt. Verdiep je hierin. Wie kan de vragen beantwoorden die je hebt? Welke perspectieven zijn er? En wie wil je dus spreken om verschillende perspectieven aan bod te laten komen.
  2. Kijk of gesprekspartners elkaar aan kunnen vullen (groepsinterview) of juist meer vertellen als ze alleen zijn (individueel interview). Geef vooraf aan of de gesprekspartners zich moeten voorbereiden, bijvoorbeeld informatie opzoeken.
  3. Stel een gespreksleidraad op die aansluit bij je onderzoeksvraag en bij wat de geïnterviewde(n) kan/kunnen weten.
  4. Bepaal of het nodig is om het interview fysiek af te nemen of dat het ook online kan.
  5. Zorg voor anonimiteit als dat nodig is. Wees beleefd en heb respect voor je gesprekspartner.
  6. Stel bij aanvang van het interview de geïnterviewde op zijn gemak. Zorg voor een prettige omgeving. Dit geldt zowel fysiek als online.
  7. Vertel in een inleidend verhaaltje wie je bent, waarom je dit onderzoek doet, wat je onderzoeksvraag is, wie de opdrachtgever is, of het anoniem is of niet en waar het interview in grote lijnen over gaat. Als het interview wordt opgenomen, moet daar in je inleiding toestemming voor vragen.
  8. Formuleer heldere en begrijpelijke vragen.
  9. Blijf objectief. Houd je mening voor je en wees sympathiek.
  10. Laat je gesprekspartner uitpraten. 3 tellen stilte betekent niet meteen dat hij is uitgesproken; misschien wil hij nog even na denken. Geef de geïnterviewde de tijd om na te denken.
  11. Luister intensief en let op de lichaamstaal van je gesprekspartner. Zorg er bij een groepsinterview voor dat iedereen aan het woord komt.
  12. Probeer het interview zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Lees de vragen niet op vanaf je lijstje. Probeer verbanden te leggen met wat eerder is gezegd. Speel in op de antwoorden van je gesprekspartner en kap hem niet af om later weer over dat onderwerp te beginnen. Kijk aan het einde van het gesprek of je alle vragen hebt gesteld.
  13. Vat de antwoorden van je gesprekspartner samen, zodat hij weet dat je hem goed hebt begrepen en zodat hij zelf de hoofdlijn terug hoort.
  14. Monitor je tijd en houd je aan de afgesproken tijd. Het is vervelend als je een deel van je vragen niet hebt kunnen stellen omdat je gesprekspartner naar de volgende afspraak moet.
  15. Leg uit wat er gebeurt met de resultaten van het gesprek. Ook wat je doet met het verslag dat van het gesprek wordt gemaakt (bv de geluidsopname). Gebruik je dat alleen om zelf iets op te kunnen zoeken of wordt het ook gepubliceerd of aan de opdrachtgever gegeven. Koppel het verslag in deze laatste twee gevallen in ieder geval terug aan de geïnterviewde voor feedback. Daarnaast zal de geïnterviewde hier toestemming voor moeten geven. Dit is wettelijk geregeld via de AVG.

Meer tips over het houden van een interview? Lees dan ook mijn andere blog: Hoe maak je het respondenten zo gemakkelijk mogelijk?

English flag Click on the flag to read this article in English

Door regelmatig effecten te meten kun je veel leren. Sommige dingen, zoals deelnemersaantallen, zijn makkelijk vast te leggen, maar zeggen niets over daadwerkelijk doelbereik. Kwaliteit en impact van je organisatie monitoren en evalueren levert handvatten voor prestatieverbetering, maar is complexer en vereist meer consistentie in onderzoeksmethodiek. Hierbij ontstaan in de praktijk dan ook vaak drempels. Die zijn met een andere invalshoek echter relatief simpel op te lossen.

Typische drempels zijn:

Tips om effectmetingen te optimaliseren:

Om valide uitkomsten te hebben van je onderzoek heb je voldoende respons nodig, bijvoorbeeld bij publieks- of klantenonderzoek.  Maar hoe motiveer je je publiek om mee te werken aan jouw onderzoek? Een aantal tips:

Maak gebruik van creatieve onderzoek vormen

Er is geen saai onderwerp, er zijn alleen saaie onderzoek vormen. Zet een creatieve werkvorm in (die past bij de doelgroep) om het onbewuste aan te spreken. Voor de ANWB bijvoorbeeld vroeg YoungWorks aan jongeren welk soort schoen zij het beste bij die organisatie vinden passen. De uitleg die jongeren dan geven zegt meer over het beeld dat zij hebben van de ANWB dan wanneer je hier direct naar zou vragen.

Begrijp je publiek volledig en maak onderscheid

Welke verschillende subgroepen zie je? Kijk niet alleen naar de bekende groepen (geslacht), maar kijk bijvoorbeeld ook naar waarden als ambities en interesses. Pas hier vervolgens je benadering naar deze groepen op aan. Door in te spelen op specifieke kenmerken van het publiek wek je hun interesse en zijn zij eerder bereid om mee te werken aan je onderzoek.

Geef publiek verantwoordelijkheid en bied ze een podium

Waardeer je publiek als expert. Zij beschikken ten slotte over informatie om jouw project of programma te verbeteren. Dit geeft een gevoel van verantwoordelijkheid. Het publiek krijgt op deze manier echt het gevoel dat zij iets toevoegen, wat motiveert om tijd vrij te maken voor het onderzoek. Leg het publiek uit wat de toegevoegde waarde is van de informatie die je van hen nodig hebt en benadruk het belang van hun medewerking. Zie ook het volgende punt.

Gebruik de uitkomsten

Als je publiek de moeite neemt om je te helpen, moet je hun input ook gebruiken. Maak tijdens het onderzoek al duidelijk dat je gaat doen met de uitkomsten en doe dit dan ook. Denk hierbij ook aan hoe dit zichtbaar is voor de mensen die mee hebben gewerkt aan je onderzoek.

Zoek je publiek op

Leer je publiek kennen en ga naar de plekken waar zij zich bevinden. Voor jongeren is dit bijvoorbeeld veel online, via social media. Heb je een programma gericht op ouderen? Ga dan eens naar dagactiviteiten in wijkcentra. Zo zijn er voor iedere doelgroep andere plekken waar ze te vinden zijn.

Weet wat je vraagt

Je publiek wil je graag helpen met je onderzoek, mits ze het gevoel hebben dat het toegevoegde waarde heeft en ze hun mening kwijt kunnen. Val ze dus niet lastig met onnodige of oninteressante vragen (of de wc schoon was), maar spreek ze aan op hun expertise, ervaring of mening.

Maak duidelijk wat je vraagt

Geef duidelijk aan wat je vraagt van iemand. Vijf minuten voor een vragenlijst, een kwartier voor een kort gesprek. En houd je hier dan aan. Als een gesprek een half uur duurt, moet je niet aangeven dat het maar een kwartier van hun tijd kost, want dan gaan mensen zich ergeren en haken ze halverwege af.

Meer weten? Lees mijn blog: Hoe kun je de respons voor een vragenlijst verhogen? 

Bij sommige organisaties is evalueren heel gewoon, anderen doen er niet aan. Dat kan om verschillende redenen zijn, zoals het spannend vinden om kritiek te krijgen, het ingewikkeld vinden of het te veel werk/gedoe te vinden. Wat zijn dan zes slimme stappen om het evalueren van projecten in te voeren?

  1. Overtuig 
    Overtuig je directe collega’s van de meerwaarde van evalueren: leren van je ervaringen. In mijn blog Evalueren om je project te verbeteren [link] staan argumenten die je kunt gebruiken om je collega’s te overtuigen.
    Vraag hen waarom ze het niet (willen) doen en probeer deze drempels weg te nemen. Als ze het te ingewikkeld vinden, begin je met een laagdrempelige interne procesevaluatie (zie stap 3). Als ze bang zijn kritiek te krijgen, let je er op dat de evaluatie gericht is op leren en niet op fouten analyseren en schuldigen aanwijzen (zie stap 4).
  2. Begin
    Maak gebruik van de eerste volgende gelegenheid die zich voor doet en evalueer. Iets wordt een gewoonte als je er mee begint en het blijft doen.
  3. Houd het in het begin eenvoudig
    Als je collega’s nog moeten wennen aan evalueren, houd het dan eenvoudig. Dat kan door iedereen in het projectteam een top (wat ging goed) en een tip (wat kon beter) te laten benoemen. Later kun je je evaluaties structureren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de vragen in mijn blog: Welke vragen stel je bij een procesevaluatie? [link]. Bedenk je bij zo’n procesevaluatie wie er betrokken waren bij het project en wie je dus wilt betrekken bij de evaluatie. Op een gegeven moment wil je ook inzicht in het effect van je project om te leren hoe je meer effect kunt halen. Maar laat eerst iedereen wennen aan evalueren en leren van het project.
  4. Houd het positief en opbouwend
    Een evaluatie is bedoeld om te leren van je ervaringen. Richt je daar dus ook op. Kijk naar wat er goed ging (mensen leren meer van successen dan van fouten) en bedenk bij dingen die niet goed gingen vooral hoe het de volgende keer beter kan. Blijf niet hangen in foutanalyses en beschuldigingen. Daar wordt niemand vrolijk van en, belangrijker, daar leert niemand van.
  5. Maak iemand verantwoordelijk
    Evalueren gebeurt niet vanzelf. Iemand moet het organiseren, al is het maar een gesprek. De evaluatie kan een vast onderdeel van een project zijn en ligt het dus bij de projectleider. Maar ik kan me voorstellen dat er in het begin iemand de projectleiders helpt bij het evalueren, zodat het gemakkelijker gaat
  6. Onderneem actie n.a.v. de evaluatie
    Laat zien waarom jullie geëvalueerd hebben en dat het nut heeft. Ga aan de slag met de genoemde verbeterpunten. Voer de gemakkelijke punten meteen door in lopende projecten, zodat je meteen profijt hebt van je evaluatie.
    Als mensen zien dat je wat doet met hun input, zullen ze de volgende keer weer mee willen denken. En als ze zien dat het werkt, wordt evalueren een gewoonte.

Na het formuleren van je doelen, ontwerpen van het onderzoeksinstrument en het verzamelen van informatie is het tijd om de data te analyseren en te rapporteren. Een aantal dingen waarmee je rekening moet houden bij het analyseren en het rapporteren van je onderzoek:

In een ander blog hebben we verteld wat EVI inhoudt en wat je er mee kunt doen. Wanneer een penvoerder van Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) ervoor heeft gekozen om er mee aan de slag te gaan zijn er een aantal zaken de uitgezocht moeten worden. Hierover hebben wij 7 tips om EVI in te voeren verzameld tijdens het doen van een onderzoek naar EVI en de invoering ervan.

Deze tips zijn natuurlijk niet alleen voor het gebruiken van EVI, je zou ze ook bij andere meetinstrumenten kunnen gebruiken die je nieuw wilt gaan inzetten. Kijk dan welke tip van toepassing kan zijn voor je.

De data is verzameld en de eerste analyse is gedaan. Er ligt een hoop data voor je en nu is het tijd om dit in een mooi rapport te verwerken. 

Met deze tips kom je uiteindelijk tot een goed eindresultaat en een prachtig rapport

1. Kies een andere vorm van rapportage:

Bedenk of een traditioneel rapport de juiste vorm is om de resultaten te delen. Andere vormen van rapportage kunnen zijn: Powerpointrapportage, infographic, presentatie, dashboard, animatie, folder/flyer, tijdschrift of artikel in een tijdschrift.

2. Maak als eerste je inhoudsopgave:

Door het opstellen van je inhoudsopgave zie je of je alle deelvragen goed beantwoordt en of alle informatie op de juiste plek terecht komt in je rapport. Houdt er rekening mee dat lezers graag snel de conclusie willen lezen en daarna de uitleg.

3. Begin met schrijven van je rapportage:

Begin met het schrijven van de details in je paragrafen. Daarna schrijf je per hoofdstuk een conclusie. Bij het trekken van de conclusies probeer je de deelvragen te beantwoorden. Uiteindelijk schrijf je de samenvatting, alleen wanneer je een uitgebreide rapportage hebt. Maak de samenvatting niet te lang.

4. Houd het schrijven leuk:

Maak een lijstje van wat je allemaal moet doen. Een goede is om de inhoudsopgave te printen en hierop aan te strepen wat je al gedaan hebt. Op deze manier zie je letterlijk hoe ver je bent. Wanneer je het niet meer ziet, is het handig om even met iemand te sparren over het onderzoek. Vertel waar je mee bezig bent en wat de resultaten zijn. Waarschijnlijk kom je al pratende weer tot inzichten die je kunt gebruiken. Bedenk dat wat voor jou duidelijk en vanzelfsprekend is nog niet voor een ander duidelijk en vanzelfsprekend hoeft te zijn.

5. Neem de tijd:

Maak naast je lijstje een duidelijke planning en neem de tijd om je rapport te schrijven en door iemand te laten lezen. En lukt het even niet, neem even een pauze. Ga muziek luisteren, kijk een filmpje. Als je daarna met een frisse blik naar je data kijkt, kan het zomaar zijn dat je ineens weer ziet wat je aan het doen bent en wat je nog allemaal moet doen. Even afstand nemen werkt vaak beter dan maar door blijven buffelen en het op een gegeven moment niet meer zien.

6. De puntjes op de i:

Pak je analyseschema er nog een laatste keer bij: heb je alle deelvragen beantwoord? Dan ben je echt ver klaar. Dit is het moment om je rapport door een buitenstaander te laten lezen. Diegene kan er spelfouten uithalen en laten weten of het een duidelijk verhaal is. Komt de informatie goed over en zijn de conclusies helder en duidelijk geschreven? Wanneer dat allemaal gedaan is kijk je nog een laatste keer naar de opmaak. Zorg dat de paginanummers goed staan en de bronnen zijn gecheckt.

Tot slot: geniet ervan dat je het geschreven hebt. Je bent al weken, misschien wel maanden bezig met je onderzoek en nu ben je bijna klaar. De laatste loodjes wegen wellicht zwaar, maar de laatste puntjes op de i maken je rapportage helemaal af.

Wil je meer weten over het schrijven van rapportage of heb je hulp nodig bij je scriptie? Kijk hier voor ons e-boek Help ik moet onderzoek doen

Als je een vragenlijst als meetinstrument gebruikt om je onderzoeksvragen te beantwoorden, is het belangrijk dat je iets kunt met de uitkomsten van de vragenlijst. De kwaliteit van de vragenlijst bepaalt de kwaliteit van de verzamelde data. Het goed formuleren van enquêtevragen is daarom belangrijk. Ik geef je een aantal tips/vuistregels die je helpen om goede vragen te formuleren: 

  1. Houd de vragen simpel. Gebruik niet te moeilijk taalgebruik en houd rekening met het publiek in je woordkeus. ‘Wat doet u het liefst in uw vrije tijd?’ is bijvoorbeeld beter dan ‘Hoe recreëert u het liefst?’.
  2. Zorg voor een eenduidige interpretatie. ‘Ik ben tevreden over de kwaliteit van de tentoonstelling’ is hierbij een voorbeeld van hoe het niet moet. Wat is kwaliteit? Het soort kunstwerken, interactieve elementen, drukte, de zaal, het licht?
  3. Formuleer de vraag zo concreet mogelijk. Verwijs naar plaats en tijd, benoem aantallen. Probeer vragen als ‘Heeft u de afgelopen tijd..’ af te bakenen naar een bepaalde periode, bijvoorbeeld ‘Heeft u het afgelopen half jaar..’.
  4. Vermijd vage worden. Probeer termen als 'vaak' en  'soms' te vermijden, ook in de antwoord categorieën. Iedereen interpreteert vaak en soms verschillend, het is daarom beter om te vragen naar een specifiek aantal keren.
  5. Vermijd dubbele vragen. Geen ‘en’ of ‘of’ in de vragen. Een vraag als ‘Wat vond u van de voorstelling en van de acteurs?’ kan niet met één antwoord worden voldaan als het publiek de voorstelling wat minder vond, maar de acteurs heel goed.
  6. Formuleer geen (dubbele) ontkenningen in de vraag. Een ontkenning in de vraag is namelijk verwarrend. ‘Ik ben niet ontevreden met wat ik gezien heb’ of ‘Een museum bezoeken, dat doe ik niet graag’ zijn hier voorbeelden van.
  7. Stel korte vragen.
  8. Wees voorzichtig met voorbeelden in de vraag en suggestieve vragen. Het gevaar bestaat namelijk dat de respondent dan alleen aan deze voorbeelden denkt. Bij een vraag als ‘Hoe vaak onderneemt u een culturele activiteit als een museumbezoek of toneelstuk’ kan dit gebeuren. De respondent denk dan dat een bezoek aan een festival of een dansvoorstelling er niet bij hoort.
  9. Zorg dat de vraag het juiste meet: De vraag moet antwoord geven op de onderzoeksvraag. Als je wilt weten of iemand geïnspireerd is geraakt door een tentoonstelling vraag je niet hoe lang hij/zij is gebleven. Mogelijk is de verblijfsduur langer of korter omdat de respondent moest blijven of juist eerder weg moest en geen keus had.
  10. De antwoordcategorieën bij de vragen moeten elkaar uitsluiten. Het moet voor de respondenten duidelijk zijn welke antwoord zij moeten aankruisen/geven.
  11. Zorg voor dezelfde richting in de antwoordvolgorde bij schaalvragen. Wanneer het ene moment gevraagd wordt om iets te beoordelen op een schaal van helemaal oneens tot helemaal eens (steeds positiever) en een aantal vragen verder op een schaal van zeer tevreden tot zeer ontevreden (steeds negatiever), dan bestaat de kans dat men dit verkeerd invult.
  12. Probeer bij schaalvragen de schaalgrootte voor iedere vraag hetzelfde te houden. Dus niet bij de ene vraag een schaal van 1 tot 5 en bij de andere vraag een schaal van 1 tot 7. Dit is ook in de analyse makkelijker.
  13. Kijk welke schaalgrootte het beste past. Een rapportcijfers van 1 tot 10 biedt veel variatie, maar is dus ook moeilijker te interpreteren (voor sommigen is een 10 goed, anderen vinden een 10 perfect en geven die daarom niet snel). Een 2 (goed/slecht) of 3 puntsschaal (goed, gemiddeld, slecht) biedt erg weinig variatie en maakt het moeilijker om een vraag te beantwoorden als het gaat om een mening (is meestal genuanceerd). Een even schaal zorgt ervoor dat een respondent moet kiezen, met een oneven schaal biedt je de mogelijkheid om veilig in het midden te gaan zitten.
  14. Bied ook de mogelijkheid beredeneerd niet te antwoorden, bijvoorbeeld door een antwoordmogelijkheid te maken met niet van toepassing of weet ik niet/geen mening.

Er zijn verschillende instrumenten die je kunt inzetten om informatie te verzamelen voor het beantwoorden van je onderzoeksvraag. Je kunt bijvoorbeeld een (digitale- of hard copy) vragenlijst uitzetten, individuele – of groepsinterviews houden, gebruik maken van een klankbordgroep of een literatuurstudie doen. Welk instrument je kiest is echter afhankelijk van je informatiebehoefte. Een vragenlijst is bijvoorbeeld niet handig als je achterliggende motieven wilt weten, je kunt dan beter een interview houden. Een interview is juist niet handig als informatie nodig hebt van een grote groep mensen.

Een aantal tips om de geschikte onderzoeksmethode te kiezen:

  1. Denk goed na over wat je wilt weten: Wat is het doel van het onderzoek? En waarom is het belangrijk om dit te weten? Wil je bijvoorbeeld je programma verbeteren? Of wil je je project legitimeren voor subsidiegevers of andere externe partners? Of heb je een ander doel?
  2. Wat is je informatiebehoefte: Welke informatie heb je nodig om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Wil je graag verbeterpunten voor een project of programma? Wil je weten wat de effecten zijn van je activiteiten? Gaat het om kenmerken, wensen en behoeften van de doelgroep?
  3. Formuleer een concrete onderzoeksvraag. Bereik je bij het beantwoorden van deze vraag je onderzoeksdoel?
  4. Zorg voor afbakening in je onderzoeksvraag. Gaat het bijvoorbeeld om een specifieke doelgroep (jongeren of leerlingen van het primair onderwijs, 65-plussers)?
  5. Bedenk per onderdeel van je informatiebehoefte welke informatie je al hebt en welke je moet gaan verzamelen.
  6. Waar kun je de informatie die je nog niet bezit vinden? Bij wie moet je zijn om aan deze informatie te komen (bezoekers, leden, burgers, klanten, medewerkers, leerlingen, scholen etc.)
  7. Bedenk hoe je de groepen of individuen waarvan je informatie nodig hebt het beste kunt benaderen (interview, groepsinterview, vragenlijst, social media, etc.)

Als je per onderdeel van je informatiebehoefte hebt bekeken of het nieuwe of bestaande informatie is, wie je gaat onderzoeken en hoe, dan heb je een overzicht van de te ontwikkelen meetinstrumenten  met daarbij de geschikte onderzoeksmethode.

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring met anderen via haar laagdrempelige digitale cursussen en e-books.
© 2022 – 2024 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone