Creativiteit, ofwel creatief denken en handelen, is één van de 21st-century skills waaraan je tegenwoordig niet meer kunt ontkomen. Leerlingen in het onderwijs worden er al voor klaargestoomd, maar de vaardigheid is ook van groot belang in organisaties. Iedereen is op een andere manier creatief: uitvoerend, bedenkend, oplossend, et cetera.

Creativiteit op scholen

Sinds 2015 doe ik onderzoek naar creativiteit. Ik startte met een onderzoek voor de Stichting Cultuur Eindhoven, waarbij we de creativiteit van leerlingen van groep 8 in beeld hebben gebracht en gevolgd. De scholen boden verschillende programma’s aan met extra aandacht voor cultuureducatie of techniekeducatie. Ik ben gaan kijken of je creativiteit kunt meten en wat je met zo’n instrument kan doen.

TNO[1] heeft in 2015 in opdracht van het ministerie OCW een instrument ontwikkeld waarmee gemeten kan worden hoe creatief iemand is aan de hand van zeven indicatoren en daarnaast in hoeverre de ontwikkeling van creativiteit gestimuleerd wordt (drie indicatoren).


De zeven indicatoren voor creatief vermogen zijn:

✔ Nieuwsgierig

Volhardend

Vindingrijk

Interacterend met anderen

Output gericht

Trots op werk

Anders durven zijn

De drie indicatoren voor het ontwikkelen van creatief vermogen zijn:

✔ Richting

✔  Ruimte

✔  Ruggenspraak

Maar wat kun je nu met deze indicatoren? Deze indicatoren zijn inmiddels vertaald in een gevalideerde vragenlijst. Met deze vragenlijst kun je leerlingen dus scoren op deze tien indicatoren. En dat biedt allerlei opties.

Maatwerk aanbieden aan leerlingen

Allereerst kun je de creativiteit van de leerlingen (of andere personen) in beeld brengen, bijvoorbeeld met een spinnenwebgrafiek. Hiermee zie je waarin iemand goed is en waarin minder goed. Aan de hand hiervan kun je de opdrachten en begeleiding die je geeft aanpassen. Het onderzoek van TNO heeft negen prototypische profielen onderscheiden:

  1. Creatief vaardig: deze personen scoren gemiddeld op alle aspecten. Ze kunnen nog vaardiger worden.
  2. Creatief vaardig 2: zij scoren net boven gemiddeld op alle aspecten, maar lager op anders durven zijn. Ze zijn creatief vaardig, maar blijven niet altijd eigen ideeën volgen als anderen het beter weten.
  3. Conformist: deze scoren gemiddeld op alle aspecten, maar aanzienlijk lager op anders durven zijn. Ze zijn nieuwsgierig, en vindingrijk, maar komen niet op voor de eigen ideeën.
  4. Snelle starter: deze scoort hoger dan gemiddeld op de aspecten anders durven zijn en volhardend zijn. Scoort lager op nieuwsgierig- en vindingrijkheid. Volgt de opdracht en zet door als het moeilijk wordt, maar neemt geen tijd om nieuwe ideeën te verzinnen.
  5. Minder creatief vaardig: scoort lager dan gemiddeld op alle aspecten. Anders durven zijn is nog lager. Krijgt geen ruimte om creatief te zijn of heeft een minder creatief vermogen.
  6. Zeer creatief vaardig: zij scoren op alle aspecten hoger dan gemiddeld. Ze benaderen opdrachten op een creatieve manier en zetten verschillende aspecten in.
  7. Dromer: scoort hoger dan gemiddeld op nieuwsgierig, vindingrijk en anders durven zijn. Heeft een lagere score op interacteren met anderen. Zij vergeten anderen in hun denken en staan minder open voor bijsturing.
  8. Creatief totdat het moeilijk wordt: deze personen scoren gemiddeld, behalve op volhardend. Deze score is lager. Ze scoren bovengemiddeld op anders durven zijn. Ze gaan door als anderen het geen goed idee vinden. Maar haken af als het moeilijk is of onzeker of het wel zal lukken.
  9. Authentiek: deze personen scoren lager dan gemiddeld op alle aspecten. Op anders durven zijn juist hoger. Worden gedreven door zich te willen onderscheiden en het op een eigen manier te doen. Minder door mogelijkheden van een opdracht of de feedback van anderen.

Ontwikkeling per leerling in beeld brengen

Ten tweede kun je door de vragenlijst vaker af te nemen, de ontwikkeling op het gebied van creativiteit in beeld brengen. Bijvoorbeeld door (half)jaarlijks de vragenlijst af te nemen en de score van de zeven indicatoren in een spinnenweb naast elkaar in beeld te brengen.

Feedback voor de begeleiders en leerkrachten

Door de scores op de drie indicatoren voor het ontwikkelen van creatief vermogen in beeld te brengen, zie je wat de leerlingen aangeboden krijgen. Geeft de begeleider of leerkracht richting, ruimte en ruggenspraak? In welke mate wordt dit gedaan? Dit geeft de begeleider of leerkracht inzicht in wat hij/zij doet en daarmee de mogelijkheid dit te verbeteren.

Impact in beeld brengen

Als je de creatieve ontwikkeling van leerlingen die aan een bepaald project meedoen in beeld brengt, zie je op welke indicator(en) dat project impact heeft. Hiervoor wordt de vragenlijst voor aanvang en na afloop van het project afgenomen. Je kunt op individueel niveau zien of en in welke mate de zeven indicatoren van creativiteit zijn toegenomen. Als je werkt met alle tien de indicatoren zie je ook of je alle faciliteiten aanbiedt die nodig zijn om creativiteit te ontwikkelen.

Observeren

Het is natuurlijk ook mogelijk om leerlingen en begeleiders te observeren op deze indicatoren. Het rapport van TNO biedt geen observatielijst, maar wel voldoende aanknopingspunten om deze te maken.. Dit kun je ook doen om leerlingen en begeleiders individueel te observeren en scoren. Deze observaties kun je op dezelfde manieren inzetten als de vragenlijst: om maatwerk te bieden, de ontwikkeling in beeld te brengen, feedback te geven aan begeleiders en leerkrachten en de impact van projecten in beeld te brengen.

Creativiteit in organisaties

De negen creativiteitsprofielen zijn ook bruikbaar voor organisaties om te achterhalen welk creatief vermogen je in huis hebt. Aan welke competenties moet nog gewerkt worden om de organisatie klaar te stomen voor de toekomst?

Waarom is creativiteit in een organisatie belangrijk?

Creativiteit is natuurlijk van belang voor creatieve beroepen, zoals architecten, ontwerpers en kunstenaars. Maar creativiteit is ook nodig in andere sectoren voor het ontwikkelen van nieuwe ideeën, innovatie, het bedenken van originele oplossingen en het ontwikkelen van nieuwe producten, processen of businessmodellen. Om in te blijven spelen op een continu veranderende wereld heb je creativiteit hard nodig. Het aanpassen aan de gevolgen van het COVID-19-virus is een voorbeeld hiervan.

Waarom wil ik weten wat voor creativiteitsprofielen ik in huis heb?

Creatief denken en handelen zorgt ervoor dat je nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare ideeën voor bestaande vraagstukken vindt. Dit kan op allerlei vlakken, bijvoorbeeld via creatieve technieken, denken buiten de lijntjes, risico’s durven nemen, onderzoeken en leren van fouten. Wil je aan competenties werken, dan moet je eerst weten welke profielen je in je organisatie hebt. Vervolgens kun je bouwen aan je organisatie en creativiteit stimuleren.

Hoe kan ik creativiteitsprofielen in mijn bedrijf meten?

Het ‘meten’ van creativiteit is ook interessant voor organisaties. Je kunt zo kijken in welk prototypisch profiel iemand valt en je krijgt tips waar diegene mee aan de slag kan om zijn creativiteit te vergroten. Door de creativiteit van alle medewerkers in een team, afdeling of organisatie in beeld te brengen, kun je zien of medewerkers elkaar aanvullen, welke aspecten van creativiteit ondervertegenwoordigd zijn, hoe je de beste teams samenstelt en waaraan je als team, afdeling of organisatie kunt werken om klaar te zijn voor de toekomst.

Wanneer je iemand een test laat maken, zal je ook zien dat deze op sommige punten beter scoort dan andere. Waar het ene aspect in ‘de aard van het beestje’ zit, kan het andere getraind worden. Je kunt bijvoorbeeld oefenen om feedback te geven en te ontvangen.

Samenstellen van Teams

Tegenwoordig worden steeds vaker testen gedaan om te kijken wat voor type mensen in een team zitten. Zelfs bij ons op kantoor hebben we de creativiteitstest gedaan.  Met een medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) kun je ook meten hoe creatief je personeel is. MTO’s zijn er in verschillende soorten en maten. Voor organisaties is het interessant om in een MTO een gedeelte over creativiteit terug te laten komen.

Iedereen is op zijn eigen manier creatief. Als je weet waar iemand sterk in is, kun je dit beter inzetten en stimuleren. Hiervoor moet je zijn creativiteit in beeld brengen. Met deze gegevens kunnen wij medewerkers indelen in bepaalde prototypische profielen en aan de hand daarvan tips en tricks op maat geven per medewerker.

Wanneer je een team gaat samenstellen, wil je een mix van een aantal profielen. Je wilt personen die met andere ideeën komen en medewerkers die openstaan voor andere ideeën. Maar ook personen die nog vaardiger willen worden. Door een mix van profielen in je team daag je de teamleden uit zich verder te ontwikkelen.

Aan de hand van resultaten op het gebied van de creatieve omgeving kunnen we tips geven hoe deze optimaler in te richten, zodat de medewerkers kunnen groeien in hun creativiteit. Daarnaast kunnen teams op basis van de verschillende creativiteitstypen beter samengesteld worden, waardoor medewerkers elkaar aanvullen en versterken.

Ben je nieuwsgierig geworden hoe creatief je medewerkers zijn, neem hier contact op met ons en dan kijken we wat we voor je kunnen betekenen. Een MTO is belangrijk omdat je organisatie afhankelijk is van de mensen die er werken. Wanneer zij blij zijn, hun creativiteit kwijt kunnen en zich betrokken voelen bij je organisatie, kun je jouw doelen veel beter behalen.

[1] Stubbé, H.E. Jetten, A.M. Paradies, G.L. en Veldhuis, G.J. (2015) Creatief Vermogen - de ontwikkeling van een meetinstrument voor leerlingen op school, TNO-Soesterberg

Veel praktijkonderzoeken stoppen te vroeg. Onderzoeksvragen worden geformuleerd, data worden verzameld en conclusies worden getrokken. Maar dan houdt het helaas op. Met alleen de conclusies ben je er nog niet. Om aan de slag te kunnen met een onderzoek heb je actiepunten nodig. Onderzoek doe je namelijk niet voor de lol, maar omdat je iets wilt DOEN met de informatie die je hebt verzameld.

Je actiepunten sluiten aan op wat je wilde doen met de uitkomsten van je onderzoek. Als je oorspronkelijk doel was je programma beter aan te laten sluiten bij je doelgroep, dan hebben je actiepunten betrekking op het aanpassen van het programma, het veranderen van je communicatiemiddelen of het uitbreiden van een succesvol concept.

Hoe doe je dat?

Tijdens het onderzoek leer je snel veel over het onderwerp. Je krijgt grip om details, de pluspunten en de verbeterpunten. Het is dan gemakkelijk om oplossingen te bedenken en actiepunten te formuleren. Daarbij wordt je vaak geholpen tijdens het onderzoek, omdat uit je data ook oplossingen naar voren komen. Respondenten reiken je tijdens interviews mogelijke oplossingen aan. Ook in een vragenlijst kun je hier naar vragen.

Bedenk dus tijdens je onderzoek al dat je op het einde actiepunten gaat formuleren. Als je bij de dataverzameling en de analyse al aandacht hebt voor oplossingen en actiepunten, is het gemakkelijk deze stap ook te zetten. Bij het schrijven van je conclusies kun je er gemakkelijk actiepunten achter zetten. Zorg ervoor dat dit steeds een doorgaande lijn is: vraag → oplossing(en) → mogelijke actiepunten.

Mijn onderzoeken sluit ik af met conclusies en actiepunten. Dat doe ik door tijdens mijn onderzoek steeds overzicht te houden op alle vragen en drempels, oplossingen en argumenten en aansluitend mogelijke actiepunten. Graag kijk ik samen met de opdrachtgevende organisatie wat vervolgens praktisch mogelijk is. Het verschilt namelijk per organisatie wat kan en wat bij hen past.

Musea en science centra willen steeds vaker weten of het werkt wat ze doen. Het gaat dan niet over het hebben van zo veel mogelijk bezoekers, maar over de kwaliteit van hun (educatieve) programma. Wordt hun doel, namelijk het beïnvloeden van de interesse voor, de houding naar en de kennis over (bijvoorbeeld) natuur, cultuur, geschiedenis of wetenschap, bereikt? Deze doelen worden op verschillende manieren gemeten.

Eén manier is het houden van een enquête. Bezoekers worden dan schriftelijk bevraagd over hun ervaringen tijdens het bezoek. Omdat musea en science centra vaak niet de kennis (en tijd) in huis hebben over het doen van onderzoek, is het voor hen soms lastig om de juiste vragen te stellen en de resultaten te interpreteren. Wil je daadwerkelijk informatie waar je iets mee kunt, dan is het belangrijk om de juiste indicatoren te bepalen voor de enquête.

Naast de interne enquête worden er ook grootschalige internationale onderzoeken gedaan waar de science centra en musea aan mee kunnen doen. Ook kunnen afgeronde grootschalige onderzoeken dienen als informatiebron voor de musea.

Ook maken veel musea en science centra gebruik van RF-ID (identificatie met radiogolven) bij interactieve opstellingen om effecten te meten. Bezoekers kunnen dan (a.d.h.v. een armbandje) hun activiteiten opslaan en achteraf (online) terug zien wat ze hebben gedaan en hoe ze dit hebben gedaan. Dit is leuk voor de bezoeker, maar dient ook als input voor het museum of science center. Je kunt hier namelijk uithalen hoe lang bezoekers bij een opstelling blijven staan, hoeveel er gebruik van wordt gemaakt en of er meerdere keren gebruik van wordt gemaakt.

Een andere manier om te meten is het analyseren van handelingen van bezoekers op basis van filmopnames. Dit gebeurt vooral bij interactieve opstellingen. Aan de hand van bewegingen, gezichtsuitdrukkingen, handelingen en verblijfsduur wordt het leerpotentieel geanalyseerd.

Science centra en musea kunnen ook van elkaar leren. Door de kwaliteit van hun educatieve programma’s te meten en met elkaar te vergelijken kunnen ze leren van elkaars sterke en zwakke punten.

Dit is een benchmark. Voor de VSC en verschillende science centra hebben wij zo’n benchmark uitgevoerd.

Begeleiding moneva kunst centraal

Kunst Centraal is een organisatie op het gebied van kunst- en cultuureducatie. Zij stimuleren de vraag naar en versterken het aanbod van cultuureducatie in de provincie Utrecht. Kunst Centraal doet mee met het landelijk programma 'Cultuureducatie met Kwaliteit' en heeft mij gevraagd hen te begeleiden bij hun moneva (monitoring & evaluatie).

De medewerkers van Kunst Centraal en Landschap Erfgoed Utrecht (partner bij het programma 'Cultuureducatie met Kwaliteit') hebben zelf de nulmeting van hun moneva uitgevoerd. Ik heb ze hierbij begeleid, richting gegeven, gecoacht zodat zij de verzamelde informatie om konden zetten in praktische beleidsinformatie waarmee zij hun programma kunnen voeden. Doordat ze het zelf hebben gedaan onder mijn begeleiding hebben ze nu een goede meting met nuttige informatie en kunnen ze het de volgende keer zelf.

Lees meer:

Veel culturele instellingen ontwikkelen activiteiten op het gebied van cultuureducatie. Maar wat is de kwaliteit hiervan? Dit is voor de culturele instelling interessant om zo je kwaliteit te verbeteren. Maar dit is ook voor subsidiegevers interessant. Gemeenschapsgeld moet ten slotte doelmatig besteed worden.

De volgende vijf indicatoren zijn van belang bij het vaststellen en verbeteren van de kwaliteit van cultuureducatie:

  1. Positie: In hoeverre is cultuureducatie geïntegreerd in de bedrijfsvoering en de organisatie? Zijn er bijvoorbeeld middelen (geld en manuren) gereserveerd voor cultuureducatie?
  2. Samenwerking: Wordt er samen gewerkt met andere partijen? Wie zijn dit? En hoe ziet deze samenwerking er uit?
  3. Bereik: Hoeveel mensen worden bereikt? En wie zijn dit? (leerlingen, volwassenen, mensen die veel of weinig aan cultuur doen)
  4. Doelstelling: Waarom biedt een instelling cultuureducatieve instellingen? Wordt voornamelijk naar de eigen instelling gekeken (binnenhalen van meer bezoekers) of wordt er een breder doel nagestreefd zoals een bijdrage leveren aan cultureel burgerschap?
  5. Evaluatie: Wordt er geëvalueerd? Leert een instelling van eerdere activiteiten? Hoe doen ze dit? Is dit structureel?

Deze vijf indicatoren hangen samen. Dat betekent dat als je op een van deze punten je organisatie verbetert, andere punten zullen volgen. Door bijvoorbeeld projecten structureel te evalueren, zul je leren van projecten uit het verleden. Door je verbeterpunten te kennen (en er aan te werken), krijg je inzicht hoe je beter en met meer partijen kunt samenwerken (en hier meer profijt uit te halen), zal je bereik verbeteren (omdat je beter leert inspelen op behoeften, maar ook beter je (potentiele) cursisten leert bereiken).

Onlangs heb ik een artikel geschreven voor beleidsmedewerkers cultuur over deze vijf indicatoren voor cultuureducatie naar aanleiding van de analyse van de bis-aanvragen die ik heb gedaan voor het Ministerie van OCW en de Raad voor Cultuur.

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring met anderen via haar laagdrempelige digitale cursussen en e-books.
© 2022 – 2024 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone