Onlangs interviewde een stagiaire mij over de voor- en nadelen van een onderzoeksbureau. Ze liep stage voor een organisatie die graag de effecten van hun projecten inzichtelijk wilde maken, maar waren zoekende naar de beste manier dit aan te pakken. Het nadeel van een onderzoeksbureau is dat het geld kost en deze middelen kunnen beter aan het project zelf besteed worden.

Maar is een onderzoeksbureau duur? Of is een onderzoeksbureau effectiever en efficiënter dan zelf een onderzoek doen?

 1. De juiste onderzoeksvraag en methodiek

Het formuleren van de juiste onderzoeksvraag en de daarbij behorende onderzoeksmethodiek kiezen is een vak. Menig medior onderzoeker struikelt hier nog over. Verwacht dus niet van jezelf of een stagiaire dat deze dit kan. Hier is kennis en vooral ervaring voor nodig.Bij een verkeerd gekozen onderzoeksvraag of methodiek, krijg je na het onderzoek niet de antwoorden op je vragen die je nodig hebt. Je hebt energie gestoken in verkeerde informatie.

2. Drempels en valkuilen

Na het formuleren van de onderzoeksvraag en het uitdokteren van de juiste methodiek om deze vragen beantwoord te krijgen, zijn er allerlei drempels en valkuilen om de juiste en voldoende informatie te verzamelen en deze vervolgens te formuleren als antwoorden op je vragen. Een onderzoeksbureau weet een goede vragenlijst/interviewleiddraad op te stellen waardoor niet alleen de oppervlakkige informatie wordt ingewonnen. Ze weet om te gaan met een lage respons en kunnen een grote hoeveelheid data vertalen in antwoorden en aanbevelingen. Doordat ze ervaring hebben met het uitzetten van veldwerk, analyse en rapporteren zijn ze hier minder tijd mee kwijt dan een medewerker. Ze weten welke drempels er zijn en waar de valkuilen zitten.

3. Garantie

Door een onderzoeksbureau in te schakelen koop je inzicht in effecten. Voor een vooraf gesproken bedrag koop je een onderzoeksrapportage waarin de informatie staat waar je behoefte aan hebt. Je krijgt antwoord op je vragen. Al het andere is voor het onderzoeksbureau om op te lossen.

4. Objectief

Als je gemeten effecten wilt communiceren naar derden, wil je niet het “wij van wc-eend, adviseren wc-eend” effect. Je onderzoeksresultaten zullen niet betrouwbaar worden gevonden als je zelf hebt gemeten volgens je eigen maatstaf. Een onderzoeksbureau zal zorgen voor een objectieve meting, waarbij de uitkomsten hetzelfde zullen zijn als het onderzoek door anderen herhaalt wordt.

5. Tijd

Onderzoek doen kan tijdsintensief zijn. Zeker als je hier onvoldoende ervaring mee hebt. Als een medewerker een effectmeting doet kost dit uren en zo ook geld. Dit gaat ten koste van de andere werkzaamheden.

Meer weten over het doen van onderzoek? Bekijk hier wat ik voor je kan betekenen!

Met interviews kun je veel te weten komen. Dit kan in een 1-op-1 gesprek (individueel), maar ook met een groepsgesprek[link]. Je kunt bijvoorbeeld nieuwe ideeën voorleggen en bespreken, of een lopend project bijsturen, of na afloop van een programma bespreken waar je in de toekomst rekening mee dient te houden.

Maar hoe haal je het meeste uit je interviews?

  1. Zorg er voor dat je de juiste personen spreekt. Verdiep je hierin. Wie kan de vragen beantwoorden die je hebt? Welke perspectieven zijn er? En wie wil je dus spreken om verschillende perspectieven aan bod te laten komen.
  2. Kijk of gesprekspartners elkaar aan kunnen vullen (groepsinterview) of juist meer vertellen als ze alleen zijn (individueel interview). Geef vooraf aan of de gesprekspartners zich moeten voorbereiden, bijvoorbeeld informatie opzoeken.
  3. Stel een gespreksleidraad op die aansluit bij je onderzoeksvraag en bij wat de geïnterviewde(n) kan/kunnen weten.
  4. Bepaal of het nodig is om het interview fysiek af te nemen of dat het ook online kan.
  5. Zorg voor anonimiteit als dat nodig is. Wees beleefd en heb respect voor je gesprekspartner.
  6. Stel bij aanvang van het interview de geïnterviewde op zijn gemak. Zorg voor een prettige omgeving. Dit geldt zowel fysiek als online.
  7. Vertel in een inleidend verhaaltje wie je bent, waarom je dit onderzoek doet, wat je onderzoeksvraag is, wie de opdrachtgever is, of het anoniem is of niet en waar het interview in grote lijnen over gaat. Als het interview wordt opgenomen, moet daar in je inleiding toestemming voor vragen.
  8. Formuleer heldere en begrijpelijke vragen.
  9. Blijf objectief. Houd je mening voor je en wees sympathiek.
  10. Laat je gesprekspartner uitpraten. 3 tellen stilte betekent niet meteen dat hij is uitgesproken; misschien wil hij nog even na denken. Geef de geïnterviewde de tijd om na te denken.
  11. Luister intensief en let op de lichaamstaal van je gesprekspartner. Zorg er bij een groepsinterview voor dat iedereen aan het woord komt.
  12. Probeer het interview zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Lees de vragen niet op vanaf je lijstje. Probeer verbanden te leggen met wat eerder is gezegd. Speel in op de antwoorden van je gesprekspartner en kap hem niet af om later weer over dat onderwerp te beginnen. Kijk aan het einde van het gesprek of je alle vragen hebt gesteld.
  13. Vat de antwoorden van je gesprekspartner samen, zodat hij weet dat je hem goed hebt begrepen en zodat hij zelf de hoofdlijn terug hoort.
  14. Monitor je tijd en houd je aan de afgesproken tijd. Het is vervelend als je een deel van je vragen niet hebt kunnen stellen omdat je gesprekspartner naar de volgende afspraak moet.
  15. Leg uit wat er gebeurt met de resultaten van het gesprek. Ook wat je doet met het verslag dat van het gesprek wordt gemaakt (bv de geluidsopname). Gebruik je dat alleen om zelf iets op te kunnen zoeken of wordt het ook gepubliceerd of aan de opdrachtgever gegeven. Koppel het verslag in deze laatste twee gevallen in ieder geval terug aan de geïnterviewde voor feedback. Daarnaast zal de geïnterviewde hier toestemming voor moeten geven. Dit is wettelijk geregeld via de AVG.

Meer tips over het houden van een interview? Lees dan ook mijn andere blog: Hoe maak je het respondenten zo gemakkelijk mogelijk?

English flag Click on the flag to read this article in English

Het eerste dat je doet als als je een onderzoek gaat uitvoeren is het doel van het onderzoek en de juiste onderzoeksvraag formuleren. Het doel van het onderzoek en de onderzoeksvraag geven namelijk aan hoe de verdere opzet van het onderzoek eruit zal zien. En een goede onderzoeksvraag zorgt ervoor dat je aan het eind van het onderzoek de juiste informatie in handen hebt waarmee je actie kunt ondernemen. De onderzoeksvraag formuleer je in vijf stappen:

Stap 1: Waarom onderzoeken?

De eerste stap om tot een juiste onderzoeksvraag te komen is het formuleren van het onderzoeksdoel door middel van het beantwoorden van de vraag ‘waarom wil je een onderzoek uitvoeren?’ Het beantwoorden van deze vraag geeft je een beeld van het soort onderzoeksvraag dat je gaat stellen, welke informatie en welke antwoorden je nodig hebt. Wil je een project of proces verbeteren of wil je je project verantwoorden? Bij beide doelen ga je evalueren, maar de antwoorden die je na afloop wilt zijn heel anders. Verbeterpunten versus aangetoonde effecten.

Stap 2: Welke informatie heb je nodig?

Aan de hand van je doel (stap 1) kun je bepalen welke informatie je nodig hebt om aan dit doel te voldoen. Wat moet je weten om je doel te bereiken? Wil je je doelbereik verbeteren? Dan heb je informatie nodig in de vorm van verbeterpunten (wat gaat er goed en wat kan beter?) Is het doel om je project te legitimeren voor financiers? Dan heb je informatie nodig in de vorm van effecten van het project. Wil je een betere afstemming met de doelgroep en is dit het doel van je onderzoek? Dan heb je informatie nodig in de vorm van kenmerken, wensen en behoeften van de doelgroep. Stel jezelf steeds de vraag; wat ga ik straks doen met deze informatie? Hiermee kun je prioriteiten aanbrengen.

Stap 3: Onderzoeksvraag formuleren

Aan de hand van je onderzoeksdoel en de concrete beschrijving van je informatiebehoefte kun je de onderzoeksvraag of -vragen opstellen. Formuleer deze vragen zo exact mogelijk. Bedenk bij het formuleren van de vragen dat jijzelf of een onderzoeker straks antwoord gaat geven op deze vragen. Kun je met behulp van de antwoorden op de onderzoeksvraag je onderzoeksdoel bereiken? Kun je vervolgactie ondernemen als je antwoord krijgt op deze vragen?

Stap 4: Randvoorwaarden

Aan een onderzoek zitten over het algemeen verschillende randvoorwaarden . Het is belangrijk om hier in de fase van het formuleren van de onderzoeksvraag al inzicht in te krijgen. Randvoorwaarden waar je rekening mee moet houden zijn bijvoorbeeld tijd, budget, beschikbaarheid van bepaalde gegevens, privacy regels, etc.

Stap 5: Hoe ziet het eindresultaat eruit?

De resultaten van een onderzoek kunnen verschillende vormen aannemen:

Onderzoeksresultaten kunnen in verschillende vormen opgeleverd worden: een rapport, een factsheet, een dashboard, een boek, een filmpje, een artikel, een discussiebijeenkomst, een presentatie, een website, een PowerPointpresentatie, een infographic, een animatie, een tijdschrift, een flyer, etc. Bedenk nu vast wat je daarin wilt communiceren en met wie. Welke vorm gaat je daarbij helpen. Effecten, argumenten of verbeterpunten. Maak vooraf een voorstelling van wat je op het einde van het onderzoek zou willen krijgen en of je daar je voorgenomen actie mee kunt ondernemen (anderen overtuigen, beleid of projecten verbeteren, een beslissing nemen).

English flag Click on the flag to read this article in English

Er zijn verschillende hulpmiddelen om doelen te formuleren. Een aantal aspecten komt steeds weer terug, terwijl andere aspecten net zo interessant zijn, maar niet vaak genoemd worden. In deze blog alle aspecten die volgens mij belangrijk zijn bij het formuleren van doelen. Het is geen mooie afkorting, maar wel completer.

Positief
Formuleer je doel positief. Je doel klinkt dan een stuk fijner. Ook helpen mensen je liever als je een positief doel hebt. Dit helpt bij het bereiken van je doel. Daarnaast is een negatieve formulering niet goed voor je energiepeil en motivatie.

Invloed
Ligt het doel binnen jouw invloed? Als je geen invloed hebt op het doel wat je hebt, dan heeft het geen zin om er energie in te stoppen.

Actiegericht
Je doel dient geformuleerd te zijn in gedragstermen of actiepunten. Betrokkenen moeten weten welke actie ze moeten ondernemen om het doel te bereiken. Wat kun je doen om richting je doel te bewegen? Duidelijke beweging naar een doel zorgt voor motivatie, waardoor het doel sneller bereikt wordt.

Relevant
Je doel moet relevant zijn. Het moet belangrijk zijn voor jou, voor je organisatie en voor alle andere belanghebbenden. De kans dat je je doel haalt is dan veel groter.

Draagvlak
Is er draagvlak voor wat je doet? Is het in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de organisatie? Zijn de betrokkenen bereid zich te verbinden aan de doelstelling?

Wanneer je als leidinggevende een doel voor een groep mensen stelt, dan is het belangrijk dat er draagvlak voor is. De medewerkers en betrokkenen moeten het willen, anders wordt het doel niet gehaald of beklijft de verandering niet. Je kunt het draagvlak vergroten door mensen actief te betrekken bij het kiezen en formuleren van de doelstelling. Het is belangrijk ze daarbij daadwerkelijk inspraak te geven. Met name korte-termijndoelen moeten zo laag mogelijk in de organisatie worden bepaald.

Realistisch
Is het doel haalbaar? Is er een uitvoerbaar plan met aanvaardbare inspanningen? Kunnen de betrokkenen de gevraagde resultaten daadwerkelijk beïnvloeden? Hebben ze voldoende know-how, capaciteit, middelen en bevoegdheden? Dit is belangrijk, want een onbereikbaar doel motiveert mensen niet. Bij moeilijk bereikbare doelstellingen helpt het opsplitsen van het hoofddoel in kleinere haalbare subdoelstellingen. De tussentijdse resultaten geven telkens nieuwe energie.

Specifiek
Formuleer je doel zo specifiek (=duidelijk en concreet) mogelijk. Het moet duidelijk zijn wat je precies bedoelt. Ook iemand die niets met het project, programma of beleid te maken heeft, moet kunnen snappen wat je wilt bereiken. Het specifiek maken van je doel dwingt je om na te denken over wat je nu echt wilt.

Een heldere doelstelling geeft antwoord op de zes w-vragen:

De betrokkenen moeten een duidelijk verband zien tussen de doelstelling en de activiteiten die van ze gevraagd worden. Naarmate de doelstelling preciezer geformuleerd is, wordt het makkelijker er invulling aan te geven.

Als je deze zes w-vragen beantwoord is je doelstelling tevens tijdgebonden.

 Meetbaar
Het zorgen dat je doel meetbaar is, komt terug in alle hulpmiddelen voor het formuleren van doelen. Het is belangrijk om te zorgen dat je kunt vaststellen of je doelstelling behaald wordt. Het moet concreet waar te nemen zijn. Gebruik bij het opstellen van je doel geen vage formuleringen. Formuleer je doel specifiek en verbindt er –als dat kan - een getal, bedrag of percentage aan.

Hulp nodig bij het formuleren van je doelen? Wij kunnen je hierbij helpen!

Over inventarisatie-onderzoek is niet erg veel informatie te vinden. In deze blog beschrijven we in het kort wat inventarisatie-onderzoek nu eigenlijk is en wanneer het zinvol is om het in te zetten.

Wil je meer weten over de verschillende soorten onderzoek die in je in kunt zetten en waar je op moet letten bij de keuze van een onderzoeksmethode, lees dan de volgende blogs:

overzicht van verschillende onderzoeksmethoden
Waar let je op bij de keuze van een onderzoeksmethode?

Wat is een inventarisatie-onderzoek?

Met inventarisatie-onderzoek wordt de stand van zaken op een bepaald gebied in kaart gebracht. Het wordt vaak gezien als een soort vooronderzoek waarbij je eerst de situatie in beeld brengt voordat je start met het daadwerkelijke onderzoek. Ook wordt het ingezet om een bepaalde activiteit meer kans van slagen te geven doordat je vooraf informatie hebt verzameld. Inventarisatie-onderzoek valt onder descriptief (beschrijvend) of exploratief (verkennend) onderzoek.

Waarvoor wordt inventarisatie-onderzoek ingezet?

Voorbeelden van inventarisatie-onderzoek

Het formuleren van doelen kan lastig zijn. De meest bekende richtlijn is SMART. Andere richtlijnen zijn RUMBA en PRISMA. Door je doelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden (SMART) te formuleren zorg je ervoor dat je doel sturend is. In mijn blog ‘waarom je projectdoelen moet stellen?’ vertel ik je daar meer over. In deze blog leg ik uit waar SMART voor staat.

 Specifiek:

Omschrijf het doel duidelijk en concreet. Het moet een waarneembare actie, gedrag of resultaat beschrijven waaraan een getal, bedrag, percentage of ander kwantitatief gegeven verbonden is.

Een heldere doelstelling geeft antwoord op de zes w-vragen. Een vage doelstelling ("we moeten meer jongeren interesseren voor een technologische opleiding") is vaak niet meer dan de wens om de huidige situatie te verlaten (dreigend te kort aan technologisch personeel). Een échte doelstelling moet dan nog worden bedacht.

De betrokkenen moeten een duidelijk verband zien tussen de doelstelling en de activiteiten die van ze gevraagd worden. Naarmate de doelstelling preciezer geformuleerd is, wordt het makkelijker er invulling aan te geven.

 Meetbaar:

Hoeveel gaan we doen? Hoe kunnen we dat meten? Er moet een systeem, methode en procedure zijn, dan wel ontworpen worden om te bepalen in welke mate het doel op een bepaald moment bereikt is.

Doe een nulmeting, om de startsituatie te bepalen. Met een nulmeting is het gemakkelijker om later effecten van het prject te bepalen, omdat je de startsituatie in beeld hebt gebracht.

 Acceptabel:

Is er draagvlak voor wat je doet? Is het in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van de organisatie? Zijn de betrokkenen bereid zich te verbinden aan de doelstelling?

Wanneer je als leidinggevende een doel voor een groep mensen stelt, dan is het belangrijk dat er draagvlak voor is. De medewerkers en betrokkenen moeten het willen, anders wordt het doel niet gehaald of beklijft de verandering niet.

Je kunt het draagvlak vergroten door mensen actief te betrekken bij het kiezen en formuleren van de doelstelling. Het is belangrijk ze daarbij daadwerkelijk inspraak te geven. Met name korte-termijndoelen moeten zo laag mogelijk in de organisatie worden bepaald.

 Realistisch:

Is het doel haalbaar? Is er een uitvoerbaar plan met aanvaardbare inspanningen? Kunnen de betrokkenen de gevraagde resultaten daadwerkelijk beïnvloeden? Hebben ze voldoende know-how, capaciteit, middelen en bevoegdheden? Dit is belangrijk, want een onbereikbaar doel motiveert mensen niet.

Bij moeilijk bereikbare doelstellingen helpt het opsplitsen van het hoofddoel in kleinere haalbare subdoelstellingen. De tussentijdse resultaten geven telkens nieuwe energie. 

 Tijdgbonden:

Wanneer beginnen de activiteiten? Wanneer zijn de activiteiten klaar? Wanneer is het doel bereikt? Een SMART-doelstelling heeft een duidelijke startdatum en einddatum.

Als je een vragenlijst als meetinstrument gebruikt om je onderzoeksvragen te beantwoorden, is het belangrijk dat je iets kunt met de uitkomsten van de vragenlijst. De kwaliteit van de vragenlijst bepaalt de kwaliteit van de verzamelde data. Het goed formuleren van enquêtevragen is daarom belangrijk. Ik geef je een aantal tips/vuistregels die je helpen om goede vragen te formuleren: 

  1. Houd de vragen simpel. Gebruik niet te moeilijk taalgebruik en houd rekening met het publiek in je woordkeus. ‘Wat doet u het liefst in uw vrije tijd?’ is bijvoorbeeld beter dan ‘Hoe recreëert u het liefst?’.
  2. Zorg voor een eenduidige interpretatie. ‘Ik ben tevreden over de kwaliteit van de tentoonstelling’ is hierbij een voorbeeld van hoe het niet moet. Wat is kwaliteit? Het soort kunstwerken, interactieve elementen, drukte, de zaal, het licht?
  3. Formuleer de vraag zo concreet mogelijk. Verwijs naar plaats en tijd, benoem aantallen. Probeer vragen als ‘Heeft u de afgelopen tijd..’ af te bakenen naar een bepaalde periode, bijvoorbeeld ‘Heeft u het afgelopen half jaar..’.
  4. Vermijd vage worden. Probeer termen als 'vaak' en  'soms' te vermijden, ook in de antwoord categorieën. Iedereen interpreteert vaak en soms verschillend, het is daarom beter om te vragen naar een specifiek aantal keren.
  5. Vermijd dubbele vragen. Geen ‘en’ of ‘of’ in de vragen. Een vraag als ‘Wat vond u van de voorstelling en van de acteurs?’ kan niet met één antwoord worden voldaan als het publiek de voorstelling wat minder vond, maar de acteurs heel goed.
  6. Formuleer geen (dubbele) ontkenningen in de vraag. Een ontkenning in de vraag is namelijk verwarrend. ‘Ik ben niet ontevreden met wat ik gezien heb’ of ‘Een museum bezoeken, dat doe ik niet graag’ zijn hier voorbeelden van.
  7. Stel korte vragen.
  8. Wees voorzichtig met voorbeelden in de vraag en suggestieve vragen. Het gevaar bestaat namelijk dat de respondent dan alleen aan deze voorbeelden denkt. Bij een vraag als ‘Hoe vaak onderneemt u een culturele activiteit als een museumbezoek of toneelstuk’ kan dit gebeuren. De respondent denk dan dat een bezoek aan een festival of een dansvoorstelling er niet bij hoort.
  9. Zorg dat de vraag het juiste meet: De vraag moet antwoord geven op de onderzoeksvraag. Als je wilt weten of iemand geïnspireerd is geraakt door een tentoonstelling vraag je niet hoe lang hij/zij is gebleven. Mogelijk is de verblijfsduur langer of korter omdat de respondent moest blijven of juist eerder weg moest en geen keus had.
  10. De antwoordcategorieën bij de vragen moeten elkaar uitsluiten. Het moet voor de respondenten duidelijk zijn welke antwoord zij moeten aankruisen/geven.
  11. Zorg voor dezelfde richting in de antwoordvolgorde bij schaalvragen. Wanneer het ene moment gevraagd wordt om iets te beoordelen op een schaal van helemaal oneens tot helemaal eens (steeds positiever) en een aantal vragen verder op een schaal van zeer tevreden tot zeer ontevreden (steeds negatiever), dan bestaat de kans dat men dit verkeerd invult.
  12. Probeer bij schaalvragen de schaalgrootte voor iedere vraag hetzelfde te houden. Dus niet bij de ene vraag een schaal van 1 tot 5 en bij de andere vraag een schaal van 1 tot 7. Dit is ook in de analyse makkelijker.
  13. Kijk welke schaalgrootte het beste past. Een rapportcijfers van 1 tot 10 biedt veel variatie, maar is dus ook moeilijker te interpreteren (voor sommigen is een 10 goed, anderen vinden een 10 perfect en geven die daarom niet snel). Een 2 (goed/slecht) of 3 puntsschaal (goed, gemiddeld, slecht) biedt erg weinig variatie en maakt het moeilijker om een vraag te beantwoorden als het gaat om een mening (is meestal genuanceerd). Een even schaal zorgt ervoor dat een respondent moet kiezen, met een oneven schaal biedt je de mogelijkheid om veilig in het midden te gaan zitten.
  14. Bied ook de mogelijkheid beredeneerd niet te antwoorden, bijvoorbeeld door een antwoordmogelijkheid te maken met niet van toepassing of weet ik niet/geen mening.

Bij iedere onderzoeksvraag hoort een eigen manier van onderzoeken. Bij de ene onderzoeksvraag is het antwoord het beste te vinden door het doen van kwalitatief onderzoek en bij de andere vraag past kwantitatief onderzoek juist beter. Maar wat houden beide manieren van onderzoek nu precies in? En wanneer kies je voor een kwalitatieve methode en wanneer voor een kwantitatieve? Of maak je een combinatie?

Kwalitatief onderzoek

Kwalitatief onderzoek is gericht op het verkrijgen van informatie over wát er leeft en waaróm. Het geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motieven, meningen, gedachtes, wensen en behoeften van de onderzoeksgroep. is kwalitatief onderzoek de beste methode. Typische vragen voor kwalitatief onderzoek zijn vragen die beginnen met Waarom en Hoe.

Voorbeelden van onderzoeksvragen die door middel van kwalitatief onderzoek beantwoord worden:

De volgende methoden zijn passend voor kwalitatief onderzoek:

 Kwantitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek is gericht op hoeveelheid. Het geeft je cijfermatige resultaten over een bepaalde groep. Denk hierbij aan: 73% van de deelnemers heeft iets geleerd, gemiddeld krijgen we een rapportcijfer van 7,6 van onze bezoekers of 65% van de leerlingen is van mening veranderd. Typische vragen voor kwantitatief onderzoek zijn vragen die beginnen met hoeveel of in hoeverre.

Voorbeelden van onderzoeksvragen die door middel van kwantitatief onderzoek beantwoord worden:

Vaak wordt voor kwantitatief onderzoek gekozen om inzicht te krijgen in de gevolgen van een programma. Bijvoorbeeld als je verandering in attitude/houding aan wilt tonen naar aanleiding van een activiteit, project of programma. Of als je significante verschillen aan wilt kunnen tonen en deze wil generaliseren naar de massa. Ook voor het doen van cijfermatige uitspraken over een bepaalde doelgroep, kies je voor kwantitatief onderzoek.

Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen in een kwalitatief onderzoek moet je onderzoek onder andere representatief zijn. Hiervoor heb je een minimaal aantal deelnemers nodig binnen je doelgroep die hun mening geven. Hiervoor kun je een steekproef trekken. Wanneer deze steekproef een bepaalde omvang en kenmerken heeft (afhankelijk van de onderzoeksvraag), kunnen uitspraken gegeneraliseerd worden naar de hele doelgroep.

De volgende methoden zijn passend voor kwalitatief onderzoek:

Voor de verwerking van kwantitatieve data heb je excel of SPSS nodig, waarmee je allerlei berekeningen kunt maken.

Combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek

Kwalitatief en kwantitatief onderzoek zijn niet per definitie op zichzelf staand. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek kunnen aanvullend zijn op elkaar. Zo kun je kwalitatief onderzoek doen om te komen tot een goede vragenlijst die je breder uitzet. Ook kun je de uitkomsten van een kwalitatief onderzoek interpreteren met kwalitatief onderzoek.

Voor meer inspiratie op het gebied van mogelijke onderzoeksmethoden, kun je kijken bij mijn blog: Een overzicht van verschillende onderzoeksmethoden.

Er zijn verschillende instrumenten die je kunt inzetten om informatie te verzamelen voor het beantwoorden van je onderzoeksvraag. Je kunt bijvoorbeeld een (digitale- of hard copy) vragenlijst uitzetten, individuele – of groepsinterviews houden, gebruik maken van een klankbordgroep of een literatuurstudie doen. Welk instrument je kiest is echter afhankelijk van je informatiebehoefte. Een vragenlijst is bijvoorbeeld niet handig als je achterliggende motieven wilt weten, je kunt dan beter een interview houden. Een interview is juist niet handig als informatie nodig hebt van een grote groep mensen.

Een aantal tips om de geschikte onderzoeksmethode te kiezen:

  1. Denk goed na over wat je wilt weten: Wat is het doel van het onderzoek? En waarom is het belangrijk om dit te weten? Wil je bijvoorbeeld je programma verbeteren? Of wil je je project legitimeren voor subsidiegevers of andere externe partners? Of heb je een ander doel?
  2. Wat is je informatiebehoefte: Welke informatie heb je nodig om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Wil je graag verbeterpunten voor een project of programma? Wil je weten wat de effecten zijn van je activiteiten? Gaat het om kenmerken, wensen en behoeften van de doelgroep?
  3. Formuleer een concrete onderzoeksvraag. Bereik je bij het beantwoorden van deze vraag je onderzoeksdoel?
  4. Zorg voor afbakening in je onderzoeksvraag. Gaat het bijvoorbeeld om een specifieke doelgroep (jongeren of leerlingen van het primair onderwijs, 65-plussers)?
  5. Bedenk per onderdeel van je informatiebehoefte welke informatie je al hebt en welke je moet gaan verzamelen.
  6. Waar kun je de informatie die je nog niet bezit vinden? Bij wie moet je zijn om aan deze informatie te komen (bezoekers, leden, burgers, klanten, medewerkers, leerlingen, scholen etc.)
  7. Bedenk hoe je de groepen of individuen waarvan je informatie nodig hebt het beste kunt benaderen (interview, groepsinterview, vragenlijst, social media, etc.)

Als je per onderdeel van je informatiebehoefte hebt bekeken of het nieuwe of bestaande informatie is, wie je gaat onderzoeken en hoe, dan heb je een overzicht van de te ontwikkelen meetinstrumenten  met daarbij de geschikte onderzoeksmethode.

Regelmatig krijgen we de vraag of we mee willen kijken naar een vragenlijst. We krijgen dan een enorme vragenlijst met veel te veel vragen. Dat is natuurlijk begrijpelijk, want je wilt zoveel mogelijk informatie krijgen van je respondenten. Maar hoe lang mag een vragenlijst nu zijn? Wij hebben hiervoor een aantal stelregels die wij zelf altijd toepassen. 

Regel 1: 3 á 4 A4 maximaal

Wanneer wij een vragenlijst opstellen mag die niet langer zijn dan 3 à 4 A4. Niet alleen om de inhoud maar ook om praktische redenen. Je kunt het makkelijk printen op 2A4 voor en achterkant. Het blijft overzichtelijk voor degene die het invult.

Door de beperking van ruimte moet je ook prioriteiten stellen aan de vragen die je wilt stellen. Bedenk daarom goed van te voren welke vragen echt van belang zijn en welke vragen alleen maar ‘nice to know’ zijn. Het ligt natuurlijk aan het soort vragen, hoeveel vragen dat het zijn. Hierbij gaat de volgende regel in werking.

Regel 2: Het invullen duurt maximaal 5 minuten

Je hebt natuurlijk niet alleen vragenlijsten op papier, tegenwoordig heb je steeds meer vragenlijsten die je online invult. Hierbij (maar ook voor papieren vragenlijsten) hanteren wij de regel dat het niet langer dan 5 minuten mag duren. Dit is de tijd die je makkelijk van iemand kunt vragen om een paar vragen te beantwoorden. Langer kan natuurlijk wel, maar dan raakt de respondent de concentratie kwijt voor het invullen van de vragenlijst. Wanneer het te lang duurt zal de respondent halverwege stoppen met invullen en dan ben je de respondent kwijt. Maak de vragenlijst daarom niet te lang en makkelijk invulbaar. Dat betekent ook zo min mogelijk open vragen, maar wel de mogelijkheid om opmerkingen te maken.

Regel 3: De doelgroep

De belangrijkste regel voor de lengte is je doelgroep. Het is daarom goed om voor jezelf op te stellen wie je doelgroep is en jezelf een aantal vragen te stellen. Hoeveel tijd heeft de doelgroep om een vragenlijst in te vullen? Welk medium gebruik de doelgroep om de vragenlijst in te vullen? Toch wel belangrijke vragen die de lengte van je vragenlijst bepalen. Oudere bezoekers in een museum hebben meer tijd om een vragenlijst in te vullen dan een jongeren die je op straat aanspreekt.

Natuurlijk zijn dit regels die wij hanteren en wij merken dat ze voor ons werken. Respondenten vullen makkelijk een kortere duidelijke vragenlijst in dan een lange uitgebreide vragenlijst. Bedenk daarom goed wat je wilt bereiken met je vragenlijst en welke informatie je nodig hebt.

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring met anderen via haar laagdrempelige digitale cursussen en e-books.
© 2022 – 2024 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone