Een enquête uitzetten is een goede methode om veel mensen op dezelfde manier te bevragen. Om een representatief beeld van je onderzoeksgroep te krijgen, is een goede respons voor een enquête cruciaal. In deze blog bespreken we verschillende strategieën om je publiek te motiveren om mee te werken aan je onderzoek.
Het is belangrijk om je onderzoeksgroep nauwkeurig te selecteren. Schrijf niet zomaar iedereen aan, maar kijk van wie je wilt dat ze je vragenlijst invullen. Denk aan leeftijd, beroepsgroep en hobby’s. Als je onderzoeksgroep geïnteresseerd is in je onderwerp, zijn ze eerder geneigd je vragenlijst volledig in te vullen.
Leer je respondenten kennen en ga naar de plekken waar zij zich bevinden. Voor jongeren is dit bijvoorbeeld veel online, via social media. Heb je een programma gericht op ouderen? Ga dan eens naar dagactiviteiten in wijkcentra. Zo zijn er voor iedere doelgroep andere plekken waar ze te vinden zijn.
Een goede vragenlijst is kort, duidelijk en to-the-point. Stel alleen vragen die je echt nodig hebt voor je onderzoek. Door je te beperken tot het noodzakelijke, vergroot je de kans dat mensen de vragenlijst volledig invullen. Zorg ervoor dat je vragen helder geformuleerd zijn en dat het voor de respondent duidelijk is wat er van hem of haar wordt verwacht. Maak gebruik van gesloten vragen waar mogelijk, en geef duidelijke instructies bij doorverwijzingen, zoals: “Indien nee, ga door naar vraag 10.” Dit moet zowel digitaal als op papier goed te volgen zijn.
Om ervoor te zorgen dat respondenten jouw vragen beantwoorden, wil je het hen zo gemakkelijk mogelijk maken. Zorg voor een werkende link bij een digitale vragenlijst en geef respondenten indien mogelijk een klein presentje als dank voor hun deelname. Zorg bij schriftelijke vragenlijsten voor een kosteloze antwoordenveloppe of een pen en een tafel waar ze de vragenlijst in kunnen vullen.
Er is geen saai onderwerp, er zijn alleen saaie onderzoeksvormen. Zet een creatieve werkvorm in die past bij de doelgroep om het onbewuste aan te spreken. Bijvoorbeeld, vraag jongeren welk soort schoen zij het beste bij een organisatie vinden passen. De uitleg die zij geven zegt meer over het beeld dat zij hebben van de organisatie dan wanneer je hier direct naar zou vragen.
Waardeer je respondent als expert. Zij beschikken over informatie om jouw project of programma te verbeteren. Dit geeft een gevoel van verantwoordelijkheid en motiveert hen om tijd vrij te maken voor het onderzoek. Leg uit wat de toegevoegde waarde is van de informatie die je van hen nodig hebt en benadruk het belang van hun medewerking.
Als je respondenten de moeite neemt om je te helpen, moet je hun input ook gebruiken. Maak tijdens het onderzoek al duidelijk wat je gaat doen met de uitkomsten en doe dit dan ook. Denk hierbij ook aan hoe dit zichtbaar is voor de mensen die mee hebben gewerkt aan je onderzoek.
Een goede vragenlijst maken lijkt eenvoudig, maar er komt meer bij kijken dan je denkt. Je wilt duidelijke antwoorden, betrouwbare data én dat mensen je vragenlijst ook echt invullen. In deze blog lees je praktische tips over het opstellen, testen en verspreiden van een vragenlijst. Zo haal je het meeste uit je onderzoek!
Een vragenlijst moet niet te lang zijn. Respondenten haken snel af als het invullen te veel tijd kost. Richt je daarom op de kern: stel alleen vragen die echt nodig zijn voor je onderzoek. Een lengte van drie tot vier A4’tjes is meestal voldoende. Dat komt overeen met een invultijd van maximaal vijf minuten. Door deze beperking dwing je jezelf om prioriteiten te stellen. Vermijd overbodige vragen en beperk het aantal open vragen. Deze gebruik je alleen als ze echt iets toevoegen.
De manier waarop je een vraag stelt, bepaalt of je bruikbare antwoorden krijgt. Gebruik eenvoudige taal die past bij je doelgroep. Vermijd vakjargon of ingewikkelde woorden. Zorg dat elke vraag maar op één manier te interpreteren is. Vage termen zoals “vaak” of “soms” kun je beter vervangen door concrete tijdsaanduidingen of aantallen. Ook dubbele vragen of vragen met ontkenningen zorgen voor verwarring. Houd je vragen kort en duidelijk, en wees consequent in de manier waarop je antwoordopties aanbiedt.
Open vragen zijn ideaal als je op zoek bent naar meningen, motivaties of ideeën. Ze geven ruimte voor nuance, maar kosten meer tijd om te beantwoorden én te analyseren. Gesloten vragen zijn ideaal voor het verzamelen van kwantitatieve data. Ze zorgen voor snelle, vergelijkbare antwoorden en zijn eenvoudig te analyseren. Een combinatie werkt vaak het best: begin met een gesloten vraag en geef daarna ruimte voor toelichting. Zo krijg je zowel overzicht als diepgang in je data.
Er zijn veel vormen van gesloten vragen die je kunt gebruiken, afhankelijk van wat je wilt meten. De meest gebruikte zijn meerkeuzevragen, waarbij respondenten één of meerdere opties kunnen kiezen. Voeg eventueel een optie toe als “Anders, namelijk…” om ruimte te geven voor alternatieve antwoorden.
Daarnaast zijn er matrix- of gridvragen, waarmee je meerdere stellingen tegelijk kunt toetsen met dezelfde antwoordopties, zoals “helemaal oneens” tot “helemaal eens”. Sliders zijn handig voor beoordelingen op een schaal, bijvoorbeeld van 1 tot 10. Je kunt ook vragen naar percentages of respondenten punten laten verdelen over verschillende opties. Hiermee krijg je inzicht in voorkeuren of prioriteiten. Rankingvragen zijn weer geschikt om onderdelen op volgorde van belangrijkheid te laten zetten. Maar let op, maak het niet te complex voor je respondenten. Als het te lastig wordt een vraag te beantwoorden of te veel tijd kost, haken ze af.
Bij het maken van gesloten vragen is het belangrijk dat de antwoordopties elkaar uitsluiten en logisch geordend zijn. Zorg voor consistentie in de richting van je antwoordschalen. Wissel niet tussen positief en negatief geformuleerde schalen, want dat kan verwarrend zijn voor de respondent. Kies ook een schaalgrootte die past bij je doel: een 5-puntsschaal is overzichtelijk, terwijl een 10-puntsschaal meer nuance biedt.
Bied daarnaast altijd de mogelijkheid om geen antwoord te geven, bijvoorbeeld met “weet ik niet” of “niet van toepassing”. Zo voorkom je dat mensen een willekeurig antwoord kiezen als ze het eigenlijk niet weten. Door goed na te denken over de vorm en inhoud van je gesloten vragen, verhoog je de kwaliteit van je data én de gebruiksvriendelijkheid van je vragenlijst.
Voordat je de vragenlijst breed uitzet, is het belangrijk om deze te testen. Laat mensen uit je doelgroep de vragenlijst invullen en vraag wat ze ervan vonden. Zijn de vragen duidelijk? Begrijpen ze wat er bedoeld wordt? Hoe lang deden ze erover? Analyseer ook de data uit deze testfase: zijn alle velden goed ingevuld en kun je met de antwoorden je onderzoeksvragen beantwoorden? Als je na de test aanpassingen doet, is het verstandig om opnieuw te testen met een frisse groep respondenten.
De manier waarop je je vragenlijst verspreidt, heeft invloed op wie je bereikt. Heb je e-mailadressen van je doelgroep, dan kun je unieke links sturen. Zo zie je precies wie wel of niet heeft gereageerd en kun je gerichte herinneringen sturen. Heb je geen adressen, dan kun je een algemene link delen via sociale media of WhatsApp. Dat is laagdrempelig, maar je hebt minder controle over wie de vragenlijst invult en hoe vaak. Kies de methode die het beste past bij je doelgroep en doelstelling.
Als je persoonsgegevens gebruikt, zoals e-mailadressen, moet je rekening houden met de privacywetgeving (AVG). Controleer altijd of je deze gegevens mag gebruiken voor je onderzoek. Op internet is veel informatie te vinden over hoe je hier zorgvuldig mee omgaat.
Uit een interview kun je veel informatie halen. Je kunt bijvoorbeeld nieuwe ideeën voorleggen, een lopend project bijsturen, of een programma evalueren. Met interviews verzamel je voornamelijk kwalitatieve data.
In deze blog geef ik tips voor de voorbereiding en uitvoering van interviews. Waaraan moet je denken bij de planning? Hoe maak je goede interviewvragen? Waar moet je rekening mee houden bij een groepsinterview? Ten slotte bespreek ik nog enkele alternatieve interviewmethoden.
Bij het organiseren en leiden van een groepsgesprek zijn er nog andere dingen waarmee je rekening moet houden. Je hebt bijvoorbeeld te maken met groepsdynamiek waar je mee om moet gaan.
Naast het gebruikelijke tweegesprek, waarin de interviewer vragen stelt aan de respondent, zijn er nog meer interviewmethoden. Hieronder staan vier voorbeelden.
Meer tips over het houden van een interview? Lees dan ook mijn andere blog: Hoe maak je het respondenten zo gemakkelijk mogelijk?
Bij sommige organisaties is evalueren heel gewoon, anderen doen er niet aan. Dat kan om verschillende redenen zijn, zoals het spannend vinden om kritiek te krijgen, het ingewikkeld vinden of het te veel werk/gedoe te vinden. Wat zijn dan zes slimme stappen om het evalueren van projecten in te voeren?
Je hebt je onderzoek gedaan, de data ligt voor je. En dan? Nu begint misschien wel het belangrijkste deel: analyseren en rapporteren. Hoewel analyseren en rapporteren twee aparte stappen zijn, lopen ze in de praktijk vaak door elkaar. Door ze slim te combineren, houd je overzicht en werk je efficiënter. In deze blog lees je hoe je stap voor stap je onderzoeksresultaten verwerkt tot een duidelijke rapportage. Met praktische tips én creatieve vormen van rapporteren.
Begin met het controleren van de uitvoering en registratie van je veldwerk. Is de respons voldoende? Zijn de gegevens betrouwbaar? Vooral bij kwalitatief onderzoek is het belangrijk dat je genoeg informatie hebt verzameld. Daarna start je met analyseren. Bij kwalitatief onderzoek groepeer je antwoorden per onderwerp. Bij kwantitatieve data kijk je naar gemiddelden, percentages en verbanden. Gebruik hiervoor tools als Excel of SPSS om inzicht te krijgen in je data.
Begin met een inhoudsopgave. Zo zie je of je alle vragen beantwoordt en of de opbouw logisch is. Schrijf eerst de inhoud van je paragrafen, daarna de conclusies per hoofdstuk. De samenvatting schrijf je pas als laatste.
De kern van je analyse en rapportage is het beantwoorden van je deelvragen. Vraag jezelf daarom steeds af: beantwoordt deze informatie daadwerkelijk de deelvraag, en voegt het iets toe? Ga vervolgens een stap verder door verbanden te leggen tussen de antwoorden. Welke inzichten versterken elkaar? Waar zie je rode draden door het hele onderzoek heen? Door deze verbanden expliciet te maken, verbind je paragrafen en hoofdstukken tot een logisch en samenhangend geheel.
Maak een takenlijst en vink af wat je hebt gedaan. Print je inhoudsopgave en markeer je voortgang. Kom je vast te zitten? Spar met iemand. Door hardop te vertellen waar je mee bezig bent, krijg je vaak nieuwe inzichten.
Laat je rapport lezen door iemand anders. Die ziet vaak nog spelfouten of onduidelijkheden. Check of je alle deelvragen hebt beantwoord, of de bronnen kloppen en of de opmaak netjes is. Vergeet de paginanummers niet!
Een traditioneel rapport is niet altijd de beste keuze. Denk goed na over je doelgroep en het doel van je rapport. Wil je informeren, overtuigen of aanzetten tot actie?
Mogelijke andere vormen van rapportage zijn:
Voor intern gebruik kun je kiezen voor een visueel rapport, dashboard of infographic. Voor extern gebruik, zoals subsidiegevers, is een traditioneel rapport vaak nodig.
Maar je hoeft niet twee aparte rapporten te maken. Combineer bijvoorbeeld een uitgebreid rapport met een korte factsheet. Of voeg een apart hoofdstuk toe met interne informatie die je later eenvoudig kunt verwijderen.
Voor organisaties die regelmatig nieuwe data verzamelen, is een dashboard ideaal. Een dashboard zet data om in overzichtelijke informatie. Denk aan grafieken, tabellen en filters waarmee je zelf kunt inzoomen op wat jij belangrijk vindt. Je kunt het dashboard steeds verversen en gebruiken voor verantwoording, analyse en inzicht. Of je nu werkt in de cultuursector, zorg, of retail – een dashboard maakt je data bruikbaar.
In een ander blog hebben we verteld wat EVI inhoudt en wat je er mee kunt doen. Wanneer een penvoerder van Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) ervoor heeft gekozen om er mee aan de slag te gaan zijn er een aantal zaken de uitgezocht moeten worden. Hierover hebben wij 7 tips om EVI in te voeren verzameld tijdens het doen van een onderzoek naar EVI en de invoering ervan.
Deze tips zijn natuurlijk niet alleen voor het gebruiken van EVI, je zou ze ook bij andere meetinstrumenten kunnen gebruiken die je nieuw wilt gaan inzetten. Kijk dan welke tip van toepassing kan zijn voor je.
Het aanvragen van een subsidie voor je project, programma of activiteit bij een gemeente, provincie of een landelijk fonds kan lastig zijn. Vooral als je een kleine organisatie bent met weinig ervaring in fondsenwerving. Naast dat aanvragen vaak veel tijd kost, vinden organisaties het moeilijk om hun idee te vertalen naar een concrete aanvraag. Vanuit mijn onderzoekservaring naar subsidies, kan ik je de volgende tips geven om succesvolle subsidieaanvragen te doen.
Een zelfreflectie of evaluatie betekent onder andere dat je jezelf een spiegel voorhoudt om zo stil te staan bij hoe je werkt. Ik heb het al vaker gehad over waarom je evalueert. Een evaluatie brengt in kaart wat de resultaten en/of effecten van je project of proces zijn. Er worden succesfactoren en verbeterpunten genoemd. Waardoor je efficiënt en effectief actie kunt ondernemen. In dit blog ga ik in op wat een zelfreflectie nu eigenlijk betekent.
Zelfreflectie betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt. Je staat stil bij hoe je werkt door naar jezelf te kijken over een bepaalde periode. Je denkt daarbij na over de keuzes die je hebt gemaakt binnen je werk. Waarom heb ik het toen zo aangepakt? En waarom ging dit goed? Of juist minder goed? Ook sta je stil bij de vaardigheden je inzet. Waar ben ik goed in en wat kan er juist beter? Je stelt jezelf daarbij ook de vraag hoe je je daarbij voelde. Werd ik er blij van of juist niet? Vond ik het spannend? Zelfreflectie is een moment om kritisch naar jezelf te kijken om jezelf te verbeteren en te ontwikkeling.
Iedereen kan aan zelfreflectie doen en reflecteren kan op verschillende manieren. Op de werkvloer wordt geëvalueerd door middel van het maken van bijvoorbeeld persoonlijke ontwikkelplannen en het voeren van functioneringsgesprekken.
Op school wordt ook gereflecteerd. Leerlingen kunnen samen met de leerkracht evalueren. Dit kan zijn door middel van gesprekken, zelfreflectieformulieren of het bijhouden van een portfolio. Ook kan de leerkracht de leerling observeren. Als je meer wilt weten over evalueren in de klas, bekijk dan ons project voor Kunstbalie. Voor de cultuurloper zijn we een volginstrument aan het ontwerpen om de culturele ontwikkeling van de leerling te volgen/evalueren. Wil je hier meer over weten? Lees dan op deze pagina meer over dit project.
Het is zowel voor de deelnemers als voor de trainer achteraf fijn om te weten of het doel van een workshop is bereikt. Voor de deelnemers is het een terugblik naar wat zij geleerd hebben tijdens de workshop. Voor de trainer is het een moment van feedback. Door te evalueren komen succesfactoren en verbeterpunten boven tafel die de inhoud van de workshop kunnen verbeteren. Ik heb al veel evaluatieformulieren langs zien komen waarvan ik me afvraag wat er precies mee wordt gedaan, terwijl deelnemers de moeite nemen om ze in te vullen. Vaak zijn ze lang en kennen veel standaardvragen en algemene rapportcijfers.
Maar, evalueren kan ook op andere manieren, om de cursus leuk en luchtig af te sluiten. Omdat je bij deze vormen van evaluatie maar enkele vragen hebt, moet je goed nadenken over wat je wilt weten. Je hebt na afloop dan wel de informatie die je nodig hebt. Praktische informatie (was er voldoende catering? waren de toiletten schoon?) kun je ook achterhalen door zelf goed te kijken.
Na afloop van de workshop krijgt iedere deelnemer een ansichtkaart waarop hij/zij zijn/haar leerpunten schrijft. Ook vult iedereen zijn/haar naam op de ansichtkaart. De trainer neemt alle kaarten weer terug in en zorgt ervoor dat de deelnemers de kaart een paar weken na de workshop naar hen toegestuurd wordt. Op deze manier krijgen de deelnemers na een tijdje een reminder over wat zij geleerd hebben én kan de trainer nagaan of de deelnemers geleerd hebben wat hij/zij tijdens de training graag mee wilde geven.
De deelnemers schrijven op een A4’tje wat ze vandaag geleerd hebben. Ze maken hiervan een prop. Als de trainer het zegt mogen ze deze door de ruimte gooien. Dan pakt elke deelnemer een prop, vouwt deze open en schrijft of ze de doelen van vandaag behaald hebben. Er worden weer ballen van gemaakt en opnieuw als de docent het zegt door de klas gegooid. Dan pakt elke deelnemer weer een sneeuwbal, vouwt deze open en schrijft een tip op voor de inhoud van de les van vandaag. Er worden weer ballen van gemaakt en deze worden op het teken van de docent opnieuw door de klas gegooid.
Dan pakt elke deelnemer weer een sneeuwbal, vouwt deze open en schrijft een tip op voor de docent. Er worden weer ballen van gemaakt en nu worden alle sneeuwballen naar de docent gegooid.
Door deze werkvorm gaan deelnemers nog even bewust nadenken wat ze nu gedaan hebben, wat ze geleerd hebben en hoe ze dit kunnen toepassen. Een ander voordeel van deze vorm van evalueren is dat het anoniem is, waardoor deelnemers de vragen op een eerlijke manier beantwoorden
De evaluatiethermometer is een werkvorm om deelnemers uit te dagen hun vooruitgang tijdens de training concreet te beschrijven. Je vraagt de deelnemers hoe competent zij zich voelen t.a.v. het onderwerp van de training. Bijvoorbeeld: Welk cijfer geef jij jezelf nu als het gaat om het voeren van functioneringsgesprekken? De cursisten zetten een streepje in de thermometer, of nemen langs de thermometer op de wand een positie in. Deze evaluatiethermometer is het meest effectief als je ook aan het begin van de training de temperatuur opneemt. Dan valt er iets te vergelijken. De kern van de werkvorm zit in het gesprek dat volgt. De trainer daagt de cursisten uit om zo concreet mogelijk te verwoorden wat er aan het einde van de training anders is dan aan het begin. Doordat het een werkvorm is waarbij de deelnemers aangeven wat zij wél geleerd hebben en niet wat ze gemist hebben, sluit je de training altijd op een positieve manier af.
Door te stemmen krijg je snel een goed beeld over hoe de workshop in het algemeen is ontvangen en of cursisten ervaren dat hun doel is bereikt. Aan de hand van een paar stellingen laat je de groep stemmen met een groene (mee eens) en rode kaart (niet mee eens). Vraag een paar cursisten hun stemming toe te lichten. Doordat deze werkvorm niet anoniem is, maar juist heel direct kan het zijn dat deelnemers wat terughoudender de vragen beantwoorden.
Meer weten? Lees één van de volgende blogs:
Stel: je hebt interviews afgenomen voor je onderzoek. Er is een hoop interessante informatie naar boven gekomen tijdens deze gesprekken. Maar hoe zorg je ervoor dat je die informatie kunt gebruiken om je onderzoeksvraag te beantwoorden?
Stap 1: verslaglegging
Maak een verslag van je interview. Het beste kun je dit doen aan de hand van een geluidsopname van het gesprek of je vraagt iemand die meteen mee typt tijdens het gesprek. Je kunt dit zo gedetailleerd doen als je wilt. Sommige onderzoekers transcriberen een gesprek (een letterlijk gesprek van alles wat wordt gezegd). Ik (laat) meestal een verslag maken waarin staat wat iemand vertelde met enkele sprekende voorbeelden die iemand noemt.
Als je zelf het gesprek uitwerkt vallen er vast al bepaalde passages op. Markeer deze alvast! Dit zal je tijd besparen tijdens het analyseren.
Stap 2: thema’s opstellen
Nadat je je interviews hebt uitgewerkt, is het tijd om te coderen. Bij coderen markeer je bepaalde onderwerpen en thema’s die jouw onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Als je op zoek gaat naar specifieke informatie, codeer je thematisch. Voordat je interviews ging afnemen, heb je vast een (vragen)lijst opgesteld met thema’s die je wilde bespreken. Deze kun je nu weer gebruiken. Stel een lijst met thema’s op. Print hem uit en houdt hem erbij tijdens het coderen.
Stap 3: coderen
Vervolgens ga je coderen. Print je interviews uit en onderstreep elke belangrijke passage. Gebruik een andere kleur voor elk verschillend thema. Soms is een thema echter niet zo eenduidig. Het kan zijn dat meerdere labels onder één thema vallen, bijvoorbeeld het thema ‘creativiteit’. Van te voren heb je opgesteld dat het thema creativiteit meerdere factoren bevat, zoals ‘nieuwsgierigheid’ en ‘experimenteren’. Dan geef je de passages die labels. Vervolgens groepeer je alle labels onder ‘creativiteit’. Het kan dat je er tijdens het coderen achter komt dat ‘vindingrijk zijn’ ook bij ‘creativiteit’ hoort. Maak dan een nieuw label aan. Dit geldt natuurlijk ook voor geheel nieuwe thema’s.
Het komt ook wel eens voor dat je er halverwege achter komt dat je bepaalde passages toch anders moet labelen. Of dat sommige labels niet nuttig zijn.
Stap 4: analyseren en rapporteren
Als het goed is, heb je je data gereduceerd tot een lijst met thema’s en labels, plus bijbehorende passages.
De themalijst kan als leidraad dienen voor je rapport. Beschrijf de thema’s die jouw onderzoeks- of deelvraag beantwoorden. Gebruik, als het kan, daarbij citaten uit de interviews om bepaalde punten te benadrukken. Zo blijft je rapport ook interessant om te lezen.
Ben je cursist? Log hier in op de Academie voor Onderzoek