Begeleiding moneva kunst centraal

Kunst Centraal is een organisatie op het gebied van kunst- en cultuureducatie. Zij stimuleren de vraag naar en versterken het aanbod van cultuureducatie in de provincie Utrecht. Kunst Centraal doet mee met het landelijk programma 'Cultuureducatie met Kwaliteit' en heeft mij gevraagd hen te begeleiden bij hun moneva (monitoring & evaluatie).

De medewerkers van Kunst Centraal en Landschap Erfgoed Utrecht (partner bij het programma 'Cultuureducatie met Kwaliteit') hebben zelf de nulmeting van hun moneva uitgevoerd. Ik heb ze hierbij begeleid, richting gegeven, gecoacht zodat zij de verzamelde informatie om konden zetten in praktische beleidsinformatie waarmee zij hun programma kunnen voeden. Doordat ze het zelf hebben gedaan onder mijn begeleiding hebben ze nu een goede meting met nuttige informatie en kunnen ze het de volgende keer zelf.

Lees meer:

Om een goed beoordelingsinstrument te ontwikkelen is het belangrijk om de volgende stappen te doorlopen:

  1. Je geeft niet zomaar les, maar je wilt iets bereiken. Bepaal daarom het doel van de lessen: Wat wil je ze leren? Gebruik dit doel altijd als leidraad in de ontwikkeling van je beoordeling.
  2. Afhankelijk van de doelstelling die de beoordeling heeft, moet je bepalen of je summatief of formatief gaat beoordelen. Een summatieve beoordeling is gericht op een beoordeling van leerprestaties, leeruitkomsten of leerproducten aan het einde van het onderwijsleerproces. Een formatieve beoordeling is gericht op een tussentijdse vorm van evaluatie, waarbij het gaat om het identificeren van gebieden waar leerlingen extra uitleg en begeleiding nodig hebben.
  3. Het is belangrijk dat de criteria waar je op gaat beoordelen ‘voortvloeien’ uit het vooraf gestelde doel. Formuleer daarom de criteria aan de hand van het doel. Op deze manier meet je wat je wilt weten en kun je nagaan of je je doelen bereikt.
  4. Denk goed na over het niveau dat je verwacht dat de leerling presteert. Een beginner heeft een ander niveau en andere verwachtingen dan een gevorderde leerling.
  5. Het is van belang om te bepalen welke waardes je gaat toekennen in de beoordeling en wat deze waardes betekenen. Ga je beoordelen met een 10-puntschaal of beoordeel je door middel van ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’? En wat betekent het als een leerling een ‘7’ of een ‘goed’ scoort? Wat zegt dit over de prestatie van de leerling?

Tot slot zijn er een aantal voorwaarden waar het beoordelingsinstrument aan moet voldoen:

Hulp nodig bij het maken van een goede beoordeling? Neem contact op om te kijken wat ik voor je kan betekenen.

Containerbegrippen worden helaas vaak gebruikt. In een gesprek denk je beide over hetzelfde te hebben. Maar doe je dat ook? Ik vraag het mijn gesprekspartner. Talentontwikkeling is een onderwerp dat regelmatig aan bod komt. Maar talentontwikkeling heb ik je in alle kleuren van de regenboog. Gaat het over het ontwikkelen van toptalenten en deze naar grotere hoogtes brengen of gaat het over het ontdekken van je talenten (iedereen heeft namelijk talenten).

Helaas worden bij beleidsdoelstellingen steeds vaker containerbegrippen gebruikt. Hoe kun je dan kijken of je je beleidsdoelstellingen haalt? Of hoe je als gesubsidieerde organisatie voldoet aan de verwachtingen?

Stap 1: Maak het containerbegrip concreet

Voer een groepsgesprek met betrokkenen over wat het voor jullie betekent. Stel hierbij vragen als: wat betekent " " volgens jou? Wat valt er wel en wat valt er niet onder? Hoe zou je dit uitleggen aan een buitenstaander (bijvoorbeeld je moeder)? Discussieer door totdat het duidelijk en afgebakend is. Indien nodig voer je dit gesprek ook met je opdrachtgever, subsidiegever, wethouder.

Voorbeeld: kwaliteit van educatie kan bestaan uit verschillende punten:

containerbegrippen meetbaar maken

Stap 2: Stel vragen over je beleid aan de hand van het geconcretiseerde begrip

Bekijk aan de hand van het geconcretiseerde begrippen hoe je dit kunt meten. Doe dit per onderdeel.

Voorbeeld: Je wilt weten of je met je educatieve programma kwaliteit biedt. Onderzoeksvragen die je stelt naar aanleiding van de eerder genoemde discussie-uitkomsten zijn:

Stap 3: Dit splits je, indien nodig, uit naar deelvragen

Als je per onderdeel hebt bepaald hoe je de vraag kunt beantwoorden, ga je dit operationaliseren. Je maakt het meetbaar.

Voorbeeld:

Veel culturele instellingen ontwikkelen activiteiten op het gebied van cultuureducatie. Maar wat is de kwaliteit hiervan? Dit is voor de culturele instelling interessant om zo je kwaliteit te verbeteren. Maar dit is ook voor subsidiegevers interessant. Gemeenschapsgeld moet ten slotte doelmatig besteed worden.

De volgende vijf indicatoren zijn van belang bij het vaststellen en verbeteren van de kwaliteit van cultuureducatie:

  1. Positie: In hoeverre is cultuureducatie geïntegreerd in de bedrijfsvoering en de organisatie? Zijn er bijvoorbeeld middelen (geld en manuren) gereserveerd voor cultuureducatie?
  2. Samenwerking: Wordt er samen gewerkt met andere partijen? Wie zijn dit? En hoe ziet deze samenwerking er uit?
  3. Bereik: Hoeveel mensen worden bereikt? En wie zijn dit? (leerlingen, volwassenen, mensen die veel of weinig aan cultuur doen)
  4. Doelstelling: Waarom biedt een instelling cultuureducatieve instellingen? Wordt voornamelijk naar de eigen instelling gekeken (binnenhalen van meer bezoekers) of wordt er een breder doel nagestreefd zoals een bijdrage leveren aan cultureel burgerschap?
  5. Evaluatie: Wordt er geëvalueerd? Leert een instelling van eerdere activiteiten? Hoe doen ze dit? Is dit structureel?

Deze vijf indicatoren hangen samen. Dat betekent dat als je op een van deze punten je organisatie verbetert, andere punten zullen volgen. Door bijvoorbeeld projecten structureel te evalueren, zul je leren van projecten uit het verleden. Door je verbeterpunten te kennen (en er aan te werken), krijg je inzicht hoe je beter en met meer partijen kunt samenwerken (en hier meer profijt uit te halen), zal je bereik verbeteren (omdat je beter leert inspelen op behoeften, maar ook beter je (potentiele) cursisten leert bereiken).

Onlangs heb ik een artikel geschreven voor beleidsmedewerkers cultuur over deze vijf indicatoren voor cultuureducatie naar aanleiding van de analyse van de bis-aanvragen die ik heb gedaan voor het Ministerie van OCW en de Raad voor Cultuur.

De betrouwbaarheid van een onderzoek vertelt in hoeverre de bevindingen te vertalen zijn naar een groter geheel. Dus of de uitkomsten representatief zijn voor de gehele groep en niet alleen de bevraagden. Bij een kwantitatief onderzoek is de vraag bijvoorbeeld of voldoende respondenten de vragenlijst ingevuld hebben?

Het betrouwbaarheidspercentage geeft de kans aan dat bij herhaling van het onderzoek hetzelfde uit het onderzoek komt. Bij een betrouwbaarheidspercentage van 95% is er 95% kans bij herhaling dat de antwoorden hetzelfde zullen zijn met andere respondenten binnen deze doelgroep. Afhankelijk van het soort onderzoek wordt een betrouwbaarheid van 95% of 99% aangehouden.

Hoeveel respondenten nodig zijn, is afhankelijk van hoe groot de onderzoekspopulatie is. Gaat het over een grote groep, zoals Nederlandse jongeren tussen 15 tot 18 jaar die mee hebben gedaan aan een bepaald project, of een kleine groep, zoals openbare bibliotheken binnen een bepaalde cao of alle inwoners van Persingen (dorp met minder dan 100 inwoners in Gelderland)? Bij een grote onderzoekspopulatie heb je meer respondenten nodig dan bij een kleine. Maar bij een kleine onderzoekspopulatie heb je wel relatief een groter deel van je onderzoekspopulatie nodig. Een praktische leidraad die ik hierbij aanhoud: bij grote groepen (vanaf 5.000) heb je ongeveer 400 respondenten nodig, voor kleinere groepen een oplopend deel. De exacte berekening is afhankelijk van verschillende factoren, zoals foutenmarge*, de homogeniteit van de onderzoekspopulatie**. Hierbij gebruik ik de steekproefcalculator als leidraad en ga vervolgens aan de veilige kant zitten. Verder vind je in deze blog meer informatie over het trekken van een goede steekproef.

De betrouwbaarheid van onderzoek heeft er ook te maken of je de juiste mensen hebt gevraagd? Heb je alleen mensen gevraagd de vragenlijst in te vullen die je kent of waarvan je weet dat ze tevreden zijn? Of heb je willekeurig mensen geselecteerd. Let wel niet iedereen die je vraagt, zal meewerken aan het onderzoek. Daarnaast vallen er altijd vragenlijsten weg omdat deze niet valide zijn ingevuld (weinig ingevulde vragen of intern incongruent). Je steekproef moet dus groter zijn dan het aantal ingevulde vragenlijsten dat je nodig hebt.

betrouwbaarheid

Wil je naast betrouwbaarheid ook meer weten over de validiteit van onderzoek? Lees dan ook mijn blog over validiteit.

Foutenmarge: 

Het percentage dat het antwoord kan afwijken van de werkelijkheid. Dit is bijvoorbeeld vergelijkbaar met de correctie op snelheidsmetingen. In de snelheidsmeting zit een mogelijke foutenmarge van 5%, waarvoor door CJIb altijd naar beneden wordt gecorrigeerd.

Homogeniteit van de onderzoekspopulatie:

De mate waarop de leden van de onderzoekspopulatie op elkaar lijken. Leerlingen die deelnemen aan een project verschillen bijvoorbeeld sterk van elkaar (ze zijn wel ongeveer even oud, maar verschillen sterk van mening) en zijn dus geen homogene onderzoekspopulatie. De steekproef kan dan beter groter getrokken worden. Daarentegen groepen die elkaar vrijwillig opzoeken en op dat onderwerp bevraagd worden, zullen homogener zijn. De meningen zullen minder extreem uiteen liggen. Dit biedt dan weer de mogelijkheid om gedetailleerder vragen te stellen.

English flag Click on the flag to read this article in English

Door regelmatig effecten te meten kun je veel leren. Sommige dingen, zoals deelnemersaantallen, zijn makkelijk vast te leggen, maar zeggen niets over daadwerkelijk doelbereik. Kwaliteit en impact van je organisatie monitoren en evalueren levert handvatten voor prestatieverbetering, maar is complexer en vereist meer consistentie in onderzoeksmethodiek. Hierbij ontstaan in de praktijk dan ook vaak drempels. Die zijn met een andere invalshoek echter relatief simpel op te lossen.

Typische drempels zijn:

Tips om effectmetingen te optimaliseren:

Onlangs had ik een evaluatie met een opdrachtnemer welke anders liep dan ik gewend was. De persoon in kwestie had zich goed voorbereid en stak van wal. Ze heeft haar verhaal vertelt: wat volgens haar het doel van de evaluatie was, wat de mogelijkheden waren en wat er was bereikt. Wat ik ook probeerde, ze was niet van haar stuk te brengen. Na een half uur was haar monoloog afgerond en kreeg ik ruimte om te vertellen wat ik wilde met de evaluatie.

Het leermoment van deze evaluatie kwam uit een andere hoek dan verwacht. Ik heb namelijk weinig geleerd over het project dat we samen hebben gedaan of over onze manier van samenwerken. Wil je iets leren als persoon of als organisatie van evalueren, let dan op de volgende punten:

 Hulp nodig bij een evaluatie? Lees hier hoe ik hierbij kan helpen

In gesprekken met medewerkers van musea merk ik dat subsidiërende lokale overheden voornamelijk kijken naar bezoekersaantallen. Want dat is gemakkelijk meetbaar. Maar wat is het doel van deze gemeenten om het museum te subsidiëren? Steunt de gemeente het doel van het museum (mensen iets leren over of interesseren voor een bepaald onderwerp)? Wil de gemeente dat het museum bijdraagt aan de identiteit van de gemeente? Of wil de gemeente zo veel mogelijk bezoekers?

Door het doel dat je als gemeente hebt met een museum (of een andere culturele instelling) samen scherper te formuleren, kun je samen kijken wat er dan wel en wat niet valt onder de activiteiten die ontwikkeld moeten worden om dit doel te bereiken. Twee voorbeelden om te verduidelijken wat ik bedoel.

Eerste voorbeeld: een museum is onderdeel van de identiteit van een gemeente. Op het gebied van binnenschoolse cultuureducatie kan dit betekenen dat het museum samen met de school kijkt naar de geschiedenis van de gemeente of met de leerlingen op zoek gaat naar wat de burgers bindt in deze gemeente. Een museum kan in dit geval ook een bijdrage leveren aan themajaren en zich buiten de muren van het museum profileren.
Tweede voorbeeld: een museum wil mensen binnen de gemeente en daarbuiten interesseren voor een bepaald onderwerp, kunststroming of historische periode. Door niet afgerekend te worden op het aantal bezoekers aan de deur, kunnen  ze ook naar de bezoekers toegaan door bijvoorbeeld met een mobiele tentoonstelling te staan op een drukke plaats, zoals het station, een winkelstraat of een ziekenhuis. Mensen die normaliter niet naar het museum komen, maken nu wel op een laagdrempelige manier kennis met het onderwerp,  de kunststroming, een kunstenaar of een historische periode en het museum. Door het laagdrempelig en kleinschalig aanbieden van cultuur zullen mensen aangesproken worden die normaliter het museum niet zouden bezoeken. Zo worden nieuwe publieksgroepen iets geleerd over, geïnteresseerd voor een bepaald onderwerp. Wat ze moeilijker lukt als ze naar het museum gelokt moeten worden.

Ik begrijp dat het lastiger te meten is of een museum bijdraagt aan deze doelen, dan bezoekers te tellen. Maar het geeft het museum meer mogelijkheden om naar potentiele bezoekers toe te gaan door minder gebonden te zijn aan hun gebouw. Door elders kennis te maken met het museum gaan mensen het meer waarderen, komt er meer draagvlak en zullen er uiteindelijk meer bezoekers komen omdat niet alleen de bekendheid is toegenomen, maar ook de drempels om het museum te bezoeken verlaagd zijn.

Ps. En ook van deze doelen kan gemeten worden of ze gehaald worden.

Na afloop van een project kun je onder andere een procesevaluatie doen om het proces te verbeteren. Hier kun je van profiteren bij elk ander project, omdat een procesevaluatie gericht is op de manier waarop je werkt en samenwerkt. Als je dat verbetert, verbeter je de procedures in je organisaties, je werkzaamheden en dus ook je organisatie. Alle volgende projecten kunnen hier profijt van hebben. In mijn blog evalueren om je project te verbeteren, lees je meer over waarom je moet evalueren. Tijdens verschillende fasen van de procesevaluatie kun je jezelf een aantal evaluatievragen stellen.

Procesevaluatie: de Start

Procesevaluatie: het Verloop

Procesevaluatie: het Resultaat

Beantwoord deze evaluatievragen binnen het projectteam en zo nodig met externe partijen. Concentreer je niet op wat er niet goed ging, maar op wat er wel goed ging. Mensen leren namelijk meer van successen dan van fouten.

Wil je meer weten over zelfreflectie? Lees dan ook deze blog. 

Musea, science centra, sportorganisaties, (theater)gezelschappen, techniekplatforms en natuurorganisaties hebben vaak educatieve projecten. Ze willen hun kennis, ervaring en passie delen en overbrengen. Daarom ontwikkelen zij regelmatig nieuwe projecten, zowel binnen als buiten het onderwijs, voor kinderen, jongeren en volwassenen. Daarnaast worden bestaande projecten keer op keer verbeterd. Om de verbetering van bestaande projecten zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de doelgroep, is het slim om deze projecten te evalueren.

Waarom wil je evalueren?

Van lopende en onlangs afgeronde projecten kun je van alles leren door tijdens en na afloop van het project te evalueren en te reflecteren op het project. Afhankelijk van de evaluatie verbeter je:

Hierdoor vergroot je je kans op succes en zo je doelen te bereiken.

Wanneer wil je evalueren?

Wacht niet tot het project is afgelopen met nadenken over evalueren. Plan bij voorkeur al bij de opzet van je project een evaluatie. Op welke momenten wil je evalueren? Zijn er bepaalde mijlpalen in het project waarop het slim is om te reflecteren op het verloop van het project? Na afloop van het project zijn er verschillende vragen die je je kunt stellen. Als je hier bij aanvang over nadenkt, wordt het gemakkelijker deze na afloop te beantwoorden.

Wat wil je na afloop weten?

  1. Het proces: Wat ging er goed en wat kon er beter? Wat heb je nodig om het volgende keer beter te doen?
  2. De resultaten: Heb je je doel bereikt? In hoeverre heb je je doelgroep bereikt? Wat waren bijkomende uitkomsten? Wat waren de succesfactoren van het project die hieraan hebben bijgedragen?
  3. Het projectteam, samenwerking met externe partijen: Hoe was de samenwerking? Was er voldoende kennis, ervaring en competenties aanwezig?

Tip! Kijk vooral naar wat goed ging, want mensen leren meer van successen dan van fouten.


Wil je meer weten over evalueren, lees dan mijn andere blogs:

Van evalueren kun je leren!

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring met anderen via haar laagdrempelige digitale cursussen en e-books.
© 2022 – 2023 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone