Je hebt een bezoekersonderzoek gedaan en dan?

Je hebt een bezoekersonderzoek uitgezet, je hebt voldoende respons en de resultaten van het bezoekersonderzoek komen binnen. Maar wat doe je met die resultaten? Er zijn een aantal zaken die je met de resultaten van een bezoekersonderzoek kunt doen. In deze blog vertel ik je hier meer over.

Verantwoording

Een bezoekersonderzoek kun je gebruiken voor de verantwoording naar de overheid of andere subsidieverstrekkers. Door specifieke vragen toe te voegen kun je de impact van je tentoonstelling, voorstelling, traject meten op je bezoekers. Dat kan met een vragenlijst, maar observeren of gesprekken behoren ook tot de mogelijkheden. Deze impact die je hebt gehad op je bezoekers, maar ook wie er zijn geweest is zeer interessant voor je subsidiegevers (en potentiële subsidiegevers). Een bezoekersonderzoek geeft je extra informatie om je subsidiegevers en je bestuur in te lichten hoe je tentoonstelling, voorstelling of traject is verlopen.

Leren en verbeteren

Een bezoekersonderzoek geeft je ook de kans om te leren van je project. Wat werkte goed en wat kon er beter? Je kunt hier specifiek naar vragen. Kijk samen met je team naar de resultaten van het onderzoek en kijk hoe je een volgende keer beter kan.

Beleid aanpassen

Met een bezoekersonderzoek kun je ook de wensen en behoeften van je bezoekers achterhalen. Met deze informatie kun je eventueel je beleid aanpassen. Maar ook kun je nieuwe projecten anders inrichten, zodat je aan de verwachtingen kunt voldoen van je bezoekers. Vaak zijn het kleine zaken die je kunt aanpassen waardoor bezoekers meer waardering hebben voor je project.

Bezoekersprofielen

Vaak worden er aan bezoekers ook algemene vragen gesteld. Met deze antwoorden kun je de bezoekers indelen in je bezoekersprofielen. Je weet dan of je je beoogde publiek ook bereikt, en wie nog meer. Je kunt dit gebruik voor de marketing en communicatie, maar ook voor het verder afstemmen van de inhoud op je bezoekers. Hierbij kun je denken aan waarom bezoekersgroepen komen: om te leren? voor de gezelligheid? om geïnspireerd te worden?

Herhaling

Wanneer je eenmaal een bezoekersonderzoek hebt gedaan, weet je hoe het werkt. Het is dan handig om dit dan regelmatig te herhalen. Op die manier kun je veranderingen zien en kan je zien of de aanpassingen die je hebt gedaan effect hebben gehad. Je kunt het elk jaar eenzelfde periode doen, of bij een terugkerend specifiek project.

Wil je ook een bezoekersonderzoek? Kijk hier voor meer informatie

Bij een onderzoekrapportage denken veel mensen, helaas, nog steeds aan een lijvig boekwerk dat leest als een spannend boek (er wordt langzaam toegewerkt naar de conclusie). Er zijn echter ook andere manieren van rapporteren die steeds vaker gebruikt worden. Afhankelijk van de mate waarin je de onderzoeksresultaten wilt verspreiden, staan hieronder enkele mogelijkheden:

1. Een rapportage geschreven als een website

Een andere manier van schriftelijk rapporteren is per hoofdstuk een onderzoeksvraag beantwoorden. Binnen deze antwoorden begin je met de conclusie en wordt vervolgens uitgelegd hoe dit antwoord is opgebouwd.

2. Presentatie

Naast een schriftelijke rapportage is een presentatie ook mogelijk. Veel mensen vinden het prettiger om te luisteren of te kijken dan om te lezen. Met een presentatie krijgen luisteraars de mogelijkheid meteen te reageren en vragen te stellen als iets niet duidelijk is. Om de presentatie te bewaren kun je deze filmen.

3. Dashboard

Een dashboard is een dynamische manier van presenteren. In Excel kun je met grafieken een mooie presentatie maken. Elke keer dat je nieuwe informatie hebt wordt deze informatie meegenomen in je grafieken. Door gebruik te maken van filters kun je spelen met je data. Het dashboard vernieuwt zich daardoor steeds en laat de informatie zien die jij interessant vindt.

4. Powerpointrapportage

In zo’n rapportage ligt het accent op grafieken en tabellen. Conclusies worden beknopt geformuleerd. Dit is voor de schrijver lastig, omdat zij minder woorden heeft om nuances aan te brengen. Voor de lezer is het overzichtelijker en minder leeswerk. De nuances staan in de grafieken en tabellen en vergt dus soms nog wat interpreteerwerk vanuit de lezer.

 

5. Infographic

Op internet zie je steeds vaker infographics voorbij komen. Het zijn informatieve illustraties waarbij gebruik wordt gemaakt van tekst, grafieken en tekeningen. Het is een snelle manier om informatie te delen.

6. Animatie

Om onderzoeksresultaten te verspreiden aan een breder publiek is een animatiefilmpje een mogelijkheid om informatie op een prettige manier te vertellen en tonen, welke vervolgens gemakkelijk te verspreiden is. Door hierbij gebruik te maken van YouTube en social media, kan de informatie breed verspreid worden. Mensen zullen sneller geneigd zijn het te bekijken omdat de informatie toegankelijk en aantrekkelijk aangeboden wordt (bv in vergelijking met een schriftelijke rapportage).

7. Folder/flyer

Een andere manier om informatie laagdrempelig en aantrekkelijk te verspreiden is een folder of flyer. De hoofdzaken worden samengevat en aantrekkelijk vormgegeven met grafieken en illustraties. Het voordeel van een folder is dat deze gedrukt kan worden en dan zowel fysiek (bijvoorbeeld bij een bijeenkomst) als digitaal verspreid kan worden.

8. Tijdschrift

Een andere laagdrempelige manier om informatie te verspreiden is een tijdschrift. Door de vormgeving wordt de informatie aantrekkelijker gemaakt. De wijze van schrijven (in losse artikels en columns) wordt de informatie laagdrempeliger gemaakt.

9. Artikel in een tijdschrift

Een artikel schrijven en vervolgens publiceren in een tijdschrift zorgt voor een brede verspreiding van je resultaten onder je doelgroep. Kies hierbij in welk tijdschrift je wilt publiceren en pas hierop je artikel aan. Een artikel voor een vaktijdschrift ziet er anders uit dan een artikel voor een populair tijdschrift.
Wil je meer informatie over het formuleren van onderzoeksvragen? Lees dan deze blog: Hoe kom je tot de juiste onderzoeksvraag?

English flag Click on the flag to read this article in English

In deze blog richten we ons op kwantitatief onderzoek waarbij via een vragenlijst data wordt verzameld, meestal door gebruik te maken van een online tool. Nu wil je als onderzoeker in de meeste gevallen zoveel mogelijk data om de analyses op uit te voeren. Een ander doel is om zo min mogelijk ‘vervuiling’ in het bestand te hebben. Dat maakt je onderzoeksresultaten namelijk minder betrouwbaar.

Vervuiling in een respondentenbestand kan ontstaan door:

Dubbele respondenten

Er zijn 2 manieren om een online vragenlijst te versturen. Via een gepersonaliseerde link of via een open link. Het probleem van dubbele respondenten doet zich alleen voor bij een open link aangezien een gepersonaliseerde link maar 1x gebruikt kan worden.

Het probleem van dubbele respondenten doet zich met name voor wanneer er een beloning gekoppeld wordt aan deelname aan het onderzoek. Dit is helaas steeds vaker nodig om voldoende respons te krijgen. Wanneer je een vragenlijst vaker invult heb je logischerwijs meer kans bij een verloting van een prijs. Voor het versturen van een beloning heb je een mailadres nodig. Heel eenvoudig is om te controleren op dubbele mailadressen. Nu kan het zijn dat meerdere mensen gebruik maken van hetzelfde mailadres. Vraag dan behalve mailadres ook naar de naam en controleer dan op dubbelen. Ook kan in de introtekst van de vragenlijst vermeld worden dat er per mailadres slechts 1 beloning kan worden verstrekt.

Al met al geen waterdicht systeem, maar voldoende om een groot deel van de ‘fraudeurs’ te ontmantelen.

Respondenten die zo maar wat antwoorden hebben ingevuld

Ook dit probleem doet zich vooral voor wanneer er sprake is van een beloning, maar ook als leerlingen een vragenlijst klassikaal (verplicht) invullen. Respondenten willen in deze gevallen snel klaar zijn en vullen de vragenlijst niet serieus in. Je kunt dit herkennen door een paar controles uit te voeren:

Respondenten die niet tot de doelgroep behoren

Bij het gebruik van een open link die bijvoorbeeld via sociale media verspreid wordt, kan het voorkomen dat er respons binnenkomt van respondenten die niet tot de doelgroep behoren ondanks dat dit vanzelfsprekend duidelijk in de introtekst is aangegeven. We weten allemaal dat introteksten slecht of niet worden gelezen. Om dit verder te voorkomen is het verstandig om aan het begin van de vragenlijst een filtervraag te zetten. Gebeurt het toch dat er respondenten in je databestand zitten die niet tot de doelgroep behoren, is het vanzelfsprekend verstandig om die te verwijderen en daarmee vervuiling van je bestand tegen te gaan.

Respondenten die slechts een klein deel van de vragenlijst hebben ingevuld

Iets wat helaas veel gebeurt, is dat respondenten wel beginnen aan een vragenlijst, maar deze niet afmaken. Nu is het de vraag wanneer je respondenten wel of niet meeneemt bij deels ingevulde vragenlijsten. Hier zijn geen harde regels voor. Ik ben hier zelf redelijk streng in en neem respondenten mee als ze minimaal de helft hebben ingevuld. Probeer respondenten te ontmoedigen om de vragenlijst af te breken. Zorg voor kwalitatief goede vragenlijsten en probeer zo min mogelijk vragen verplicht te stellen.

Na het formuleren van je doelen, ontwerpen van het onderzoeksinstrument en het verzamelen van informatie is het tijd om de data te analyseren en te rapporteren. Een aantal dingen waarmee je rekening moet houden bij het analyseren en het rapporteren van je onderzoek:

Stel: je hebt interviews afgenomen voor je onderzoek. Er is een hoop interessante informatie naar boven gekomen tijdens deze gesprekken. Maar hoe zorg je ervoor dat je die informatie kunt gebruiken om je onderzoeksvraag te beantwoorden?

Stap 1: verslaglegging

Maak een verslag van je interview. Het beste kun je dit doen aan de hand van een geluidsopname van het gesprek of je vraagt iemand die meteen mee typt tijdens het gesprek. Je kunt dit zo gedetailleerd doen als je wilt. Sommige onderzoekers transcriberen een gesprek (een letterlijk gesprek van alles wat wordt gezegd). Ik (laat) meestal een verslag maken waarin staat wat iemand vertelde met enkele sprekende voorbeelden die iemand noemt.

Als je zelf het gesprek uitwerkt vallen er vast al bepaalde passages op. Markeer deze alvast! Dit zal je tijd besparen tijdens het analyseren.

Stap 2: thema’s opstellen

Nadat je je interviews hebt uitgewerkt, is het tijd om te coderen. Bij coderen markeer je bepaalde onderwerpen en thema’s die jouw onderzoeksvraag kunnen beantwoorden. Als je op zoek gaat naar specifieke informatie, codeer je thematisch. Voordat je interviews ging afnemen, heb je vast een (vragen)lijst opgesteld met thema’s die je wilde bespreken. Deze kun je nu weer gebruiken. Stel een lijst met thema’s op. Print hem uit en houdt hem erbij tijdens het coderen.

Stap 3: coderen

Vervolgens ga je coderen. Print je interviews uit en onderstreep elke belangrijke passage. Gebruik een andere kleur voor elk verschillend thema. Soms is een thema echter niet zo eenduidig. Het kan zijn dat meerdere labels onder één thema vallen, bijvoorbeeld het thema ‘creativiteit’. Van te voren heb je opgesteld dat het thema creativiteit meerdere factoren bevat, zoals ‘nieuwsgierigheid’ en ‘experimenteren’. Dan geef je de passages die labels. Vervolgens groepeer je alle labels onder ‘creativiteit’. Het kan dat je er tijdens het coderen achter komt dat ‘vindingrijk zijn’ ook bij ‘creativiteit’ hoort. Maak dan een nieuw label aan. Dit geldt natuurlijk ook voor geheel nieuwe thema’s.

Het komt ook wel eens voor dat je er halverwege achter komt dat je bepaalde passages toch anders moet labelen. Of dat sommige labels niet nuttig zijn.

Stap 4: analyseren en rapporteren

Als het goed is, heb je je data gereduceerd tot een lijst met thema’s en labels, plus bijbehorende passages.

De themalijst kan als leidraad dienen voor je rapport. Beschrijf de thema’s die jouw onderzoeks- of deelvraag beantwoorden. Gebruik, als het kan, daarbij citaten uit de interviews om bepaalde punten te benadrukken. Zo blijft je rapport ook interessant om te lezen.

In gesprekken met medewerkers van musea merk ik dat subsidiërende lokale overheden voornamelijk kijken naar bezoekersaantallen. Want dat is gemakkelijk meetbaar. Maar wat is het doel van deze gemeenten om het museum te subsidiëren? Steunt de gemeente het doel van het museum (mensen iets leren over of interesseren voor een bepaald onderwerp)? Wil de gemeente dat het museum bijdraagt aan de identiteit van de gemeente? Of wil de gemeente zo veel mogelijk bezoekers?

Door het doel dat je als gemeente hebt met een museum (of een andere culturele instelling) samen scherper te formuleren, kun je samen kijken wat er dan wel en wat niet valt onder de activiteiten die ontwikkeld moeten worden om dit doel te bereiken. Twee voorbeelden om te verduidelijken wat ik bedoel.

Eerste voorbeeld: een museum is onderdeel van de identiteit van een gemeente. Op het gebied van binnenschoolse cultuureducatie kan dit betekenen dat het museum samen met de school kijkt naar de geschiedenis van de gemeente of met de leerlingen op zoek gaat naar wat de burgers bindt in deze gemeente. Een museum kan in dit geval ook een bijdrage leveren aan themajaren en zich buiten de muren van het museum profileren.
Tweede voorbeeld: een museum wil mensen binnen de gemeente en daarbuiten interesseren voor een bepaald onderwerp, kunststroming of historische periode. Door niet afgerekend te worden op het aantal bezoekers aan de deur, kunnen  ze ook naar de bezoekers toegaan door bijvoorbeeld met een mobiele tentoonstelling te staan op een drukke plaats, zoals het station, een winkelstraat of een ziekenhuis. Mensen die normaliter niet naar het museum komen, maken nu wel op een laagdrempelige manier kennis met het onderwerp,  de kunststroming, een kunstenaar of een historische periode en het museum. Door het laagdrempelig en kleinschalig aanbieden van cultuur zullen mensen aangesproken worden die normaliter het museum niet zouden bezoeken. Zo worden nieuwe publieksgroepen iets geleerd over, geïnteresseerd voor een bepaald onderwerp. Wat ze moeilijker lukt als ze naar het museum gelokt moeten worden.

Ik begrijp dat het lastiger te meten is of een museum bijdraagt aan deze doelen, dan bezoekers te tellen. Maar het geeft het museum meer mogelijkheden om naar potentiele bezoekers toe te gaan door minder gebonden te zijn aan hun gebouw. Door elders kennis te maken met het museum gaan mensen het meer waarderen, komt er meer draagvlak en zullen er uiteindelijk meer bezoekers komen omdat niet alleen de bekendheid is toegenomen, maar ook de drempels om het museum te bezoeken verlaagd zijn.

Ps. En ook van deze doelen kan gemeten worden of ze gehaald worden.

Subsidiegevers (zoals de gemeente en fondsen) willen graag weten wat er met het geld gebeurd wat zij aan subsidienemers (zoals culturele organisaties) verstrekken. Wat heeft de subsidienemer bereikt, wat is de kwaliteit en wat hebben ze bijgedragen aan het gezamenlijk doel? Om dit in kaart te brengen moet een onderzoek uitgevoerd worden. Zo’n onderzoek (monitor of evaluatie) is zowel leerzaam voor de subsidiegever als de subsidienemer. Beide partijen leren over hun doelbereik en hoe ze dit kunnen vergroten.

De evaluatie of monitor kan door beide partijen gedaan worden of opdracht toe gegeven worden. Wat is een slimme keuze?

Als de subsidiegever het onderzoek verzorgt:

• Objectief: De subsidiegever kijkt vaak met een objectievere blik naar projecten dan de instelling zelf.
• Expertise: Subsidiegevers hebben meer middelen om expertise in te huren of hebben zelf experts in dienst.
• Medewerking: Organisaties voelen zich soms gecontroleerd bij zo’n monitor en kunnen daarom minder bereid zijn mee te werken.
• Vergelijking: Het is mogelijk om naar meer projecten en subsidienemers te kijken en zo een vergelijking te maken. Dit kan heel leerzaam zijn: wat werkt en waarom bij de ene wel en bij de andere niet?

Subsidienemer:

• Inzicht in eigen project: De subsidienemer is degene die de projecten heeft ontwikkeld en is dus ook degene met de meeste inzicht in die projecten.
• Oppassen voor subjectiviteit: Omdat subsidienemers zo dicht bij hun eigen projecten staan, is het belangrijk dat het onderzoek niet te subjectief wordt.
• Zelf uitvoeren: Omdat subsidienemers het onderzoek vaak zelf doen, kan het zijn dat het minder professioneel wordt uitgevoerd dan als een derde partij het doet.
• Vergelijking: Ook hier is het mogelijk om naar andere projecten en subsidienemers te kijken en een vergelijking te maken. Zo kunnen subsidienemers van elkaar leren en erachter komen wat wel en niet werkt.

Als opdrachtgever bepaal jij wat je wilt laten onderzoeken. Dat betekent dat jij de touwtjes in handen hebt. Jij kunt invloed kan uitoefenen op het onderzoek (en de onderzoeker) op bepaalde momenten in het proces. Maar welk moment is nu de juiste om dat te doen?

Scherpstellen plan

In het eerste gesprek tussen de opdrachtgever en onderzoeker wordt besproken wat er precies onderzocht gaat worden. Geef goed aan wat jij voor ogen hebt en wat je verwacht van het onderzoek en de onderzoeker. Je kunt hier ook kort aangeven hoe de rapportage eruit moeten komen te zien, maar details zijn later pas van belang.

Opzetten meetinstrumenten

Nadat het duidelijk is wat er onderzocht gaat worden, zet de onderzoeker een meetinstrument op. Op dit moment kun je nog vragen stellen over de inhoud van het onderzoek en aanpassingen maken aan het meetinstrument. Ben je toch niet helemaal tevreden over de richting waar het onderzoek opgaat? Geef dat dan nu aan.

Dataverzameling

Zodra de dataverzameling is begonnen, kan er niks meer worden veranderd aan de richting van het onderzoek of het meetinstrument. Houd in deze periode wel vinger aan de pols of er voldoende respons is, hoe het gaat en of het nodig is extra inspanningen te doen.

Analyse, rapportage en presentatie

Geef aan, vóórdat de onderzoeker aan de analyse en het rapport begint, welke informatie en gegevens erin moeten komen, maar ook wat het doel is van je rapport (naslagmateriaal, mensen overtuigen, verantwoording). Dan kan de onderzoeker het rapport en de vormgeving ervan daarop aan laten sluiten. Bespreek ook welke vorm het rapport moet krijgen. Het hoeft namelijk geen klassiek rapport te zijn, het kan ook een artikel, presentatie of factsheet zijn. Lees voor verschillende mogelijkheden ook mijn blog: 8 vormen om je onderzoeksresultaten te verspreiden.

De juiste keuze en opmaak voor grafieken en diagrammen zorgt ervoor dat de onderzoeksresultaten gelezen en begrepen worden. Probeer dus altijd te bedenken wat de belangrijkste boodschap is die je wilt overbrengen en of de grafiek deze boodschap ook daadwerkelijk overbrengt. Vooral bij kwantitatief onderzoek is het zaak om de juiste grafieken en opmaak te kiezen die de data goed weergeven. Ik geef een aantal tips:

Algemeen

  1. Sorteer de antwoorden op logische volgorde (bijvoorbeeld van oud naar nieuw) of aan de hand van de score (hoogste score bovenaan).
  2. Schrijf vragen en afkortingen voluit.
  3. Geef de diagram of grafiek altijd een duidelijke titel. Zo kan men in een oogopslag zien waar het over gaat.
  4. Zorg dat de percentages duidelijk leesbaar zijn.
  5. Laat onnodige onderdelen weg in je grafiek, maar zorg er wel voor dat de grafiek duidelijk leesbaar blijft. De horizontale en verticale lijnen maken het beeld bijvoorbeeld vaak rommelig, net zoals as-streepjes. Een legenda kan daarentegen wel handig zijn.
  6. Zorg ervoor dat de grafiek groot genoeg is zodat alles goed leesbaar is.
  7. Geef in de tekst een toelichting bij de grafiek. Sommige mensen zijn namelijk minder beeldend ingesteld en vinden het prettiger om de bevindingen in tekstvorm te lezen.
  8. Gebruik kleuren ter verduidelijking. Geef een negatief antwoord een rode kleur en een positief antwoord een groene kleur. Zijn er geen goede/foute antwoorden in de grafiek, dan is het leuk om de kleuren van je huisstijl te gebruiken. Gebruik een opvallende kleur voor datgene dat je wilt benadrukken.

 Wanneer welke grafiek?

  1. Kies een taartgrafiek als de respondenten maar één antwoord konden kiezen. De grafiek geeft dan een beeld van de verdeling van je onderzoeksgroep.
  2. Kies een staafdiagram (staand of liggend) als respondenten meerdere antwoorden konden geven of als je verschillen tussen twee groepen wilt laten zien.
  3. Een lijngrafiek gebruik je om te laten zien hoe iets zich in verloop van tijd heeft ontwikkeld of om een trend te laten zien.
  4. Spreidingsdiagrammen (puntenwolk) gebruik je als je relaties tussen verschillende gegevensreeksen wilt aantonen. Je toont een verband aan als je door een puntenwolk een rechte lijn kunt trekken waar de punten dichtbij liggen.

Regelmatig hoor ik van beleidsmedewerkers en andere professionals dat ze een onderzoek hebben laten doen, maar er niets aan hebben gehad. Meestal omdat de onderzoeksresultaten zo onbegrijpelijk zijn opgeschreven, je verdwaald in de hoeveelheid informatie en details, vervolgacties onduidelijk zijn en soms zelfs omdat de verkeerde informatie verzameld is. Jammer van de energie die je er in hebt gestopt en het geld dat het heeft gekost.

Als je een onderzoeksbureau inschakelt, dan wil je wel zeker weten dat je aan het eind van de rit alle relevante informatie boven tafel hebt. Het is dus zaak dat jij het bureau zo aanstuurt, dat je krijgt wat je nodig hebt. Daarom geef ik graag een paar tips voor uitbesteed onderzoek begeleiden:

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring met anderen via haar laagdrempelige digitale cursussen en e-books.
© 2022 – 2024 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone