Een scriptie schrijven is voor veel studenten een flinke uitdaging. Het is een lang proces waarin je niet alleen moet onderzoeken en analyseren, maar ook helder moet schrijven, plannen en volhouden. Soms zie je het even niet meer zitten, raak je het overzicht kwijt of verlies je de motivatie. Gelukkig zijn er manieren om het proces overzichtelijker én leuker te maken. In deze blog nemen we je mee in de opbouw van een scriptie, leggen we uit hoe je een sterk theoretisch kader schrijft en bespreken we de aanpak van veelvoorkomende valkuilen.

Opbouw van je scriptie

Een scriptie begint meestal met een voorwoord, waarin je kort iets vertelt over je proces en mensen bedankt die je hebben geholpen. Daarna volgt de samenvatting: een compacte weergave van je onderzoek, bedoeld om de lezer snel inzicht te geven in je werk. De inhoudsopgave geeft vervolgens structuur aan je document en is daarom vaak de eerste pagina die je maakt.

In de introductie leg je uit waarom je dit onderzoek doet, wat je precies onderzoekt en hoe je dat aanpakt. Hierna volgt het theoretisch kader, waarin je de wetenschappelijke basis van je onderzoek beschrijft. Vervolgens beschrijf je in de methodesectie wat er is onderzocht, waar en wanneer het onderzoek heeft plaatsgevonden, wie eraan hebben deelgenomen en hoe het is uitgevoerd.

De resultaten en conclusie vormen het hart van je scriptie. Je laat zien wat je hebt gevonden en wat dat betekent. Hier geef je antwoord op je onderzoeksvragen. Tot slot geef je aanbevelingen voor de praktijk of vervolgonderzoek, en voeg je bijlagen toe zoals je literatuurlijst of gebruikte vragenlijsten.

Het theoretisch kader: de wetenschappelijk fundering

Het theoretisch kader is meer dan een verzameling literatuur. Het is de onderbouwing van je onderzoek, waarin je laat zien dat je weet wat er al bekend is over jouw onderwerp. Je begint met het uitleggen van belangrijke begrippen. Wat betekenen ze precies, en waarom zijn ze relevant voor jouw onderzoek?

Daarna bespreek je theorieën en modellen die aansluiten bij je onderwerp. Kies hierbij bewust: welke theorie helpt jou om je onderzoeksvraag te beantwoorden? Tot slot kijk je naar eerder onderzoek. Wat is er al gedaan, en hoe sluit jouw onderzoek daarop aan of voegt het iets nieuws toe?

Aanpak van typische problemen tijdens het schrijven van je scriptie

Het opstellen van een scriptie brengt vaak diverse uitdagingen met zich mee. Hier zijn zes veelvoorkomende problemen en hoe je deze kunt aanpakken om het schrijfproces plezierig te houden:

Voor alle problemen geldt dat praten met anderen wonderen kan doen. Vertel wat je doet en welke resultaten je hebt. Door te praten kun je tot inzichten komen. Diegene kan kritische vragen stellen, waardoor je terug moet naar je informatie. Wat voor jou duidelijk is, hoeft niet voor een ander duidelijk te zijn. Jij bent de expert en moet je gesprekspartner overtuigen van je onderzoek.

Tot slot

Een scriptie schrijven is een leerproces. Het vraagt tijd, inzet en doorzettingsvermogen. Maar met een goede structuur, duidelijke keuzes en af en toe een pauze, kom je er echt wel. En wil je meer hulp? In het e-book “Help! Ik moet onderzoek doen” vind je alles wat je nodig hebt om je scriptie tot een goed einde te brengen.

Het effect vaststellen van je interventie, kan met een experimenteel onderzoek. Hierbij kijk je door middel van twee groepen of je interventie of activiteit werkt. De ene groep krijgt de interventie (experimentele groep) en een soortgelijke groep krijgt de interventie niet (controle groep). Je bekijkt dan de verschillen tussen de twee groepen. Je kunt ook kijken naar verschillen voor en na ‘het experiment’: je interventie of activiteit. Je kunt dit ook combineren. Wij leggen je uit hoe je een experimenteel onderzoek kunt inzetten.

Voor- en na meting:

Voordat je je interventie of activiteit gaat uitvoeren wil je weten wat je nulpunt is. Je wilt weten wat de houding of stand van zaken tot nu toe is. Je doet dan een nulmeting: een onderzoek om erachter te komen waar je doelgroep op dat moment staat.

Nadat je je interventie of activiteit hebt doorgevoerd ga je een nameting uitvoeren. Hoe denken mensen er nu over. Deze resultaten vergelijk je met de data die je hebt verzameld bij de nulmeting. Hierdoor zie je het effect van de manipulatie.

Je kunt er zelfs voor kiezen om twee nametingen te doen: één vlak na de interventie en één een half jaar later. Hiermee breng je het korte termijn en het lange termijn in beeld.

Experimentele- en controlegroep:

De doelgroep wordt in twee groepen verdeeld, een experimentele- en controlegroep. De experimentele groep neemt deel aan het experiment: je interventie of activiteit. En de controlegroep niet of gebruikt de oude dienstverlening/product. Je kunt ook kijken of je naast je doelgroep, die volledig deelneemt aan je interventie of activiteit, een soortgelijke groep kunt vinden voor je onderzoek. Door na de interventie of activiteit de twee groepen te vergelijken zie je het effect van ’je experiment’.

Door de voor- en nameting van de experimentele en controlegroep met elkaar te vergelijken, krijg je een duidelijk beeld van de effecten van je interventie. Op basis hiervan kun je het besluit nemen om door te gaan met het oude of juist te gaan voor het nieuwe. Tevens kan je ervoor kiezen om het nieuwe verder te ontwikkelen.

Meer informatie

Heb je hulp nodig bij het opzetten van een experimenteel onderzoek? Wij denken graag met je mee over een effectmeting door middel van een experimenteel onderzoek.

Wanneer je interviews afneemt kun je veel te weten komen. Je verzamelt voornamelijk kwalitatieve data. (Er zijn enkele trucjes om ook kwantitatieve data te verzamelen.) Nog voordat je interview start, is het van belang dat je je interviewvragen goed gedefinieerd hebt. Want vragen stellen doe je niet voor de lol: ze moeten uiteindelijk antwoord geven op de hoofdvraag van je onderzoek. Daarom geef ik je tips hoe je je interviewvragen zo goed mogelijk vormgeeft:

  1. Zorg dat je helder geformuleerde hoofd- en deelvragen paraat hebt.
  2. Stel vragen op die aansluiten bij je hoofd- en deelvragen. Om er zeker van te zijn dat je ze allemaal kunt beantwoorden, zet je achter iedere vraag bij welke hoofd- of deelvraag de vraag aansluit.
  3. Zet de vragen op een logische volgorde waarmee je overlap voorkomt.
  4. Voorzie je interviewvragen van een introducerende tekst. Hierin staat waarom deelnemers worden geïnterviewd en hoe lang het interview duurt.
  5. Formuleer je vragen zo, zodat de geïnterviewde ze begrijpt. Je kunt dit testen door het protocol te oefenen met je collega. Zo merk je ook of je vragen in de juiste volgorde gesteld worden.
  6. Zorg dat je vragen objectief worden gesteld. Hierdoor voorkom je vooroordelen die ertoe leiden dat het onderzoek de verkeerde antwoorden geeft en blijft er ruimte om door te vragen tijdens je interview. Vooroordelen komen voor als je leidende vragen stelt zoals ‘Vind je ook niet dat’, ‘zou je…?’ of ‘Klopt het dat…?’.
  7. Zorg ervoor dat er ruimte is om verdiepende vragen te stellen. Verdiepende vragen beginnen met ‘waarom’, ‘hoe’, ‘wat’ en ‘wie’. In deze vragen vind je dé ‘goudklompjes’ die speciale inzichten voor je onderzoek opleveren.
  8. Stel een afsluitende tekst op met uitleg over wat er met de uitkomsten van het gesprek gebeurt.

Tot slot wil ik je meegeven dat het belangrijk is om objectief te blijven tijdens het interview. Je eigen mening speelt hierin geen rol. Zorg ervoor dat de geïnterviewde zijn eigen verhaal kan vertellen.

Meer tips om je interview goed voor te bereiden? Lees dan mijn blog ’10 tips om een interview voor te bereiden’ of ’15 tips voor een goed interview’.

Stel je wilt een onderzoek doen onder een doelgroep die uit wel 10.000 mensen bestaat, moet je dan alle 10.000 mensen spreken om tot de juiste resultaten te komen? Zeker niet, slechts een deel van de onderzoekspopulatie hoeft mee te doen aan jouw onderzoek om tot representatieve resultaten te komen. Ik vertel je wat representativiteit inhoudt en wanneer iets representatief is.

Representativiteit houdt de mate in waarin de respondenten uit een steekproef een goede afspiegeling vormen van de doelgroep van je onderzoek. Je onderzoek is hierdoor representatief, wat betekent dat de eindconclusie van je onderzoek kloppend is voor ‘iedereen’ in je onderzoekspopulatie.

Een steekproef

Wanneer je een onderzoekspopulatie van 10.000 mensen hebt, zal je uiteindelijk 400 mensen moeten spreken om tot de mening van de grotere groep te komen. Dit houdt niet in dat je maar 400 mensen hoeft te benaderen. Je hebt te maken met een responspercentage. Dit is het percentage mensen dat meedoet aan je onderzoek. Je responspercentage is afhankelijk van het onderwerp dat je onderzoekt, hoe gemakkelijk en leuk het is om mee te doen aan jouw onderzoek en wat mensen ervoor terug krijgen. Ik ga vaak uit van 30% omdat ik vaak naar leuke onderwerpen onderzoek mag doen en inmiddels ervaring heb met het gemakkelijk maken van meedoen aan een onderzoek en ik de opdrachtgever vraag voor een leuk cadeautje voor de mensen die meedoen met het onderzoek. Tips om je respons te verhogen

Doordat niet iedereen mee zal doen aan je onderzoek zal je dus een grotere steekproef moeten trekken. Als je 400 respondenten nodig hebt en je uitgaat van een responspercentage van 30% heb je een steekproef van 400/30%=1.333 mensen nodig trekken.

Wanneer je een onderzoek doet moet je er rekening mee houden dat hoe kleiner de onderzoekspopulatie wordt, hoe groter het aantal respondenten wordt om tot representatieve eindresultaten te komen. Soms is echter de input die respondenten geven waardevoller dan de hoeveelheid mensen die meedoen. Je hebt het dan over kwalitatief onderzoek. In sommige gevallen kan het belangrijker zijn om te focussen op de resultaten van het onderzoek dan de representativiteit. Lees hierover meer in mijn blog ‘Kwalitatief en kwantitatief onderzoek: wat is wat?’.

Wil je weten hoeveel respondenten je nodig hebt voor jouw onderzoekspopulatie: ga dan naar een steekproefcalculator. Vaak geven deze ook meteen aan hoeveel mensen je moet benaderen in je steekproef.

Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring.
© 2022 – 2025 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone