Een goed onderzoek is meer dan een vragenlijst invullen of een paar mensen interviewen. Het steunt op zes pijlers: validiteit, betrouwbaarheid, representativiteit, onafhankelijkheid, objectiviteit en herhaalbaarheid. In deze blog leggen we uit hoe je deze zes punten toepast in de praktijk. Voldoet je onderzoek aan deze eisen, kun je erop vertrouwen dat je resultaten kloppen. Je maakt dan keuzes op basis van feiten, niet op gevoel. En anderen kunnen jouw werk controleren of herhalen. Dat maakt je onderzoek niet alleen sterker, maar ook waardevoller.

Validiteit: meten wat je écht wilt weten

Validiteit betekent dat je onderzoek precies meet wat je wilt meten. Stel je maakt een vragenlijst. Dan is het belangrijk dat de vragen duidelijk zijn en dat iedereen ze op dezelfde manier begrijpt. Als mensen de vragen anders interpreteren, krijg je geen goede antwoorden. Daarom is het slim om je vragen eerst te testen bij een kleine groep. Zo ontdek je of alles duidelijk is en of de vragen echt passen bij je onderzoeksvraag. Met name als je abstractere begrippen wilt meten, zoals houding of ontwikkeling, is uitgebreid testen nodig om een valide vragenlijst te krijgen.

Betrouwbaarheid: steeds dezelfde uitkomst

Een betrouwbaar onderzoek geeft bij herhaling dezelfde resultaten. Dat betekent dat je meetinstrument goed werkt en dat je genoeg mensen hebt ondervraagd. Hoeveel mensen dat zijn, hangt af van de grootte van je doelgroep. Bij een grote groep heb je meer respondenten nodig dan bij een kleine. Gelukkig zijn er handige hulpmiddelen, zoals een steekproefcalculator, die je helpen bepalen hoeveel mensen je moet benaderen.

Bij kwalitatief onderzoek draait betrouwbaarheid om het spreken van de juiste mensen. Kies bewust gesprekspartners met verschillende perspectieven, zodat je het vraagstuk van meerdere kanten belicht. Bij literatuurstudie is het belangrijk dat je in de volledige breedte kijkt naar de literatuur. Kijk naar verschillende standpunten en theorieën. Dus niet alleen theorieën die jouw standpunt onderbouwen, maar kijk ook naar criticasters.

Representativiteit: een goede afspiegeling

Je wilt dat je resultaten gelden voor de hele doelgroep, niet alleen voor de mensen die toevallig hebben meegedaan. Daarom moet je steekproef een goede afspiegeling zijn van de groep die je onderzoekt. Onderzoek je bijvoorbeeld jongeren tussen 15 en 18 jaar? Dan is het belangrijk dat je deelnemers verschillen in achtergrond, schooltype en woonplaats. Alleen zo kun je betrouwbare conclusies trekken.

Bij een populatie van 10.000 mensen heb je ongeveer 400 respondenten nodig voor representatieve resultaten. Omdat niet iedereen meedoet, moet je meer mensen benaderen. Het responspercentage, het percentage mensen dat daadwerkelijk meedoet aan je onderzoek, hangt af van het onderwerp, de toegankelijkheid van het onderzoek en eventuele beloningen. Zelf reken ik vaak met 30%, dankzij aantrekkelijke onderwerpen, een laagdrempelige aanpak en een leuke beloning voor deelnemers is dit haalbaar.

Onafhankelijkheid: geen eigen belang

Een onderzoek moet onafhankelijk zijn. Dat betekent dat jij als onderzoeker geen belang hebt bij de uitkomst. Dit is vooral belangrijk als je onderzoek doet naar je eigen organisatie. Je wilt voorkomen dat het lijkt alsof je alleen maar positieve resultaten laat zien. Een onafhankelijk onderzoek geeft een eerlijk beeld, ook als de uitkomsten minder gunstig zijn.

Objectiviteit: zonder oordeel meten

Objectief zijn betekent dat je je eigen mening buiten het onderzoek houdt. Je stelt neutrale vragen en laat je mening niet merken tijdens interviews. Ook bij het analyseren van de resultaten blijf je zo feitelijk mogelijk. Het helpt om van tevoren een duidelijk plan te maken en je daaraan te houden. Laat ook anderen meekijken naar je conclusies. Zo voorkom je dat je onbewust sturing geeft aan het onderzoek.

Zo werk je zo objectief mogelijk:

Herhaalbaarheid: hetzelfde resultaat, andere onderzoeker

Tot slot is het belangrijk dat je onderzoek herhaalbaar is. Dat betekent dat een andere onderzoeker, op een ander moment, met andere mensen, tot dezelfde resultaten moet komen. Dit lukt alleen als je precies beschrijft hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd. Denk aan de methode die je hebt gebruikt, de manier waarop je data hebt verzameld en hoe je de vragen hebt opgesteld. Deze informatie zet je in het hoofdstuk ‘Onderzoeksmethodiek’ van je rapport.

Eén van de onderzoeksmethodes die veel gebruikt wordt, is het houden van een interview. Het is belangrijk om dit goed voor te bereiden, zodat je de juiste informatie krijgt. Hieronder vind je 10 tips om goed beslagen ten ijs te komen.

10 tips

  1. Bedenk welke informatie je uit je interviews nodig hebt. Dit doe je door een analyseschema te maken. Hierin zet je je onderzoeksvragen. Bij elke onderzoeksvraag bedenk je interviewvragen die de onderzoeksvraag helpen te beantwoorden.
  1. Zet daarna de interviewvragen op een logische volgorde, zodat je een prettig en logisch gesprek hebt. Je interviewprotocol is nu klaar.
  1. Ga je interviewprotocol valideren. Je test je interviewprotocol om te kijken of het goed loopt, hoe lang het duurt en de geïnterviewde de vragen begrijpt. Pas eventueel het protocol aan.
  1. Maak afspraken met de personen die je wilt interviewen. Neem hiervoor ruim de tijd. Wanneer je op een dag iemand gaat benaderen, ga er niet van uit dat diegene de volgende dag tijd heeft voor je interview. Veelal zitten er drie weken tussen het benaderen van de persoon en het daadwerkelijke interview.
  2. Geef aan de geïnterviewde duidelijk aan hoe lang het interview gaat duren en waarom je het interview doet. Indien nodig, kun je ter voorbereiding de vragen mailen, zodat de geïnterviewde zich kan voorbereiden.
  3. Verdiep je in de persoon wie je gaat interviewen. Zorg er voor dat je iets weet over zijn/haar werk.
  4. Zorg dat je een rustige plek hebt om te interviewen, dat je elkaar goed kunt verstaan en dat er niet te veel omgevingsgeluiden zijn.
  5. Ga naar een plek die voor de geïnterviewde makkelijk is. Bijvoorbeeld bij zijn/haar werkplek. Maak het de geïnterviewde qua reizen zo gemakkelijk mogelijk.
  6. Zorg voor opnameapparatuur, zodat je het gesprek kunt opnemen. Aan de hand van de opname kun je straks je verslag gemakkelijk maken. Met de meeste mobiele telefoons kun je opnames maken. Zorg wel dat deze op stil staat tijdens het gesprek en je voldoende opslagruimte hebt.
  7. Neem een kleine attentie mee voor de geïnterviewde. Hiermee kun je de geïnterviewde bedanken voor de tijd en de hulp. Dit kan iets leuks zijn gerelateerd aan het onderwerp van je onderzoek, maar ook een reep chocolade of een bloemetje.

Meer informatie

Mocht je meer informatie willen over de onderzoeksmethode interview kijk dan naar een van deze blogs ‘Welke interviewmethoden zijn er en wanneer gebruik je ze?’ of ‘15 tips voor een goed interview’

Bij een literatuuronderzoek maak je slim gebruik van bestaande kennis. Je doet onderzoek naar reeds beschikbare gegevens ten behoeve van een probleemstelling. Zo kun je veel informatie verzamelen over trends, marktbewegingen, marktstructuur en ontwikkelingen zonder dat je zelf veldwerk hoeft te doen. Je ontdekt wat er al bekend is over jouw onderwerp en voorkomt dubbel werk.

Met deze 10 tips haal je het maximale uit je literatuurstudie:

1. Begin met een helder doel

Weet wat je wilt onderzoeken. Formuleer een duidelijke onderzoeksvraag en stel eventueel deelvragen op. Zo weet je waar je naar op zoek bent.

2. Gebruik de juiste zoektermen

Bedenk goede zoektermen die passen bij je onderwerp. Deze woorden helpen je om snel relevante bronnen te vinden.

3. Maak gebruik van het sneeuwbaleffect

Heb je een goed artikel gevonden? Kijk dan naar de bronnen die daarin genoemd worden. Zo kom je steeds weer nieuwe publicaties tegen.

4. Kies voor actuele informatie

Zorg dat je gegevens up-to-date zijn. Verouderde informatie kan je onderzoek minder waardevol maken.

5. Verwerk alleen wat echt relevant is

Voeg alleen informatie toe die antwoord geeft op je onderzoeksvraag. Maak er één logisch geheel van.

6. Houd bij waar je alles vandaan haalt

Noteer altijd de bron van je informatie. Zo kun je later terugvinden waar je iets gelezen hebt.

7. Gebruik de APA-regels

Verwijs naar je bronnen volgens de APA-regels. Daarmee laat je zien dat je netjes werkt en voorkom je plagiaat.

8. Controleer de relevantie van je bronnen

Vraag jezelf steeds af: beantwoordt deze informatie mijn vraag? Zo houd je focus en voorkom je dat je afdwaalt.

9. Gebruik meerdere bronnen

Door verschillende bronnen te gebruiken, wordt je informatie betrouwbaarder.

10. Kies betrouwbare publicaties

Gebruik bij voorkeur (wetenschappelijke) artikelen via Google Scholar, rapporten of publicaties van betrouwbare websites of bronnen uit de bibliotheek.

Als je een representatieve mening van een bepaalde groep Nederlanders nodig hebt, bijvoorbeeld vrouwen tussen de 35 en 60 jaar maar ook ouders van kinderen op de basisschool of inwoners van Amsterdam, kun je kiezen voor een vragenlijst onder een panel.

Een panel wordt gevormd door een representatieve groep Nederlanders die aangegeven heeft dat ze regelmatig willen meedoen aan een onderzoek. Vaak worden deze panels beheerd door marktonderzoekbureaus, maar ook door andere onderzoekbureaus. Je koopt een aantal vragen en respondenten in. De panelbeheerder legt de panelleden een digitale vragenlijst voor. Meestal wordt er binnen een aantal weken een databestand opgeleverd met een weegfactor. Je kunt dan snel met de uitkomsten van het onderzoek aan de slag.

Het kan interessant zijn om gedurende het jaar een aantal keer een panelonderzoek te doen. Als je vaker data verzamelt, kun je vergelijkingen gaan maken bijvoorbeeld over een verandering van houding of bekendheid met een bepaald product of dienst. Als je in dat jaar aanpassingen doet, kan je zien wat de resultaten hiervan zijn.

 Tips:

Subsidiegevers (zoals de gemeente en fondsen) willen graag weten wat er met het geld gebeurd wat zij aan subsidienemers (zoals culturele organisaties) verstrekken. Wat heeft de subsidienemer bereikt, wat is de kwaliteit en wat hebben ze bijgedragen aan het gezamenlijk doel? Om dit in kaart te brengen moet een onderzoek uitgevoerd worden. Zo’n onderzoek (monitor of evaluatie) is zowel leerzaam voor de subsidiegever als de subsidienemer. Beide partijen leren over hun doelbereik en hoe ze dit kunnen vergroten.

De evaluatie of monitor kan door beide partijen gedaan worden of opdracht toe gegeven worden. Wat is een slimme keuze?

Als de subsidiegever het onderzoek verzorgt:

• Objectief: De subsidiegever kijkt vaak met een objectievere blik naar projecten dan de instelling zelf.
• Expertise: Subsidiegevers hebben meer middelen om expertise in te huren of hebben zelf experts in dienst.
• Medewerking: Organisaties voelen zich soms gecontroleerd bij zo’n monitor en kunnen daarom minder bereid zijn mee te werken.
• Vergelijking: Het is mogelijk om naar meer projecten en subsidienemers te kijken en zo een vergelijking te maken. Dit kan heel leerzaam zijn: wat werkt en waarom bij de ene wel en bij de andere niet?

Subsidienemer:

• Inzicht in eigen project: De subsidienemer is degene die de projecten heeft ontwikkeld en is dus ook degene met de meeste inzicht in die projecten.
• Oppassen voor subjectiviteit: Omdat subsidienemers zo dicht bij hun eigen projecten staan, is het belangrijk dat het onderzoek niet te subjectief wordt.
• Zelf uitvoeren: Omdat subsidienemers het onderzoek vaak zelf doen, kan het zijn dat het minder professioneel wordt uitgevoerd dan als een derde partij het doet.
• Vergelijking: Ook hier is het mogelijk om naar andere projecten en subsidienemers te kijken en een vergelijking te maken. Zo kunnen subsidienemers van elkaar leren en erachter komen wat wel en niet werkt.

Bij het opzetten van een onderzoeksopzet komen er allerlei vragen naar boven. Veel is interessant, maar wat gaat je écht verder helpen? Probeer dit onderscheid steeds te maken tijdens alle fases van je onderzoek: bij het opstellen van je plan, het ontwerpen van je instrument, het verzamelen van je data, maar ook bij de analyse en rapportage. Welke informatie heb je nodig om je doel te bereiken en wat is ‘slechts’ interessant.

Niet verdwalen
Een onderzoek moet informatie opleveren. Maar teveel informatie is ook niet fijn. Je verdwaalt in je data en je kunt je onderzoeksvragen niet meer helder beantwoorden. Als je bijvoorbeeld een vragenlijst maakt, is het heel makkelijk om ‘die ene vraag’ er nog even in te stoppen, omdat het zo leuk is om te weten. Maar zullen de antwoorden ook echt nuttig zijn voor je onderzoek? Vraag jezelf daarom af welke informatie je écht nodig hebt om je onderzoeksvraag te beantwoorden.

Maak daarnaast een overzicht van de informatie die je al bezit. Zo voorkom je dubbel werk.

Helder doel opstellen

Zorg er voor dat je een helder doel voor ogen hebt. Welke informatie moet je onderzoek opleveren? Stel dat je wilt weten hoe je bezoekers jouw tentoonstelling ervaren. Dan is dat waar je onderzoek naar gaat doen. Houdt bij het opstellen van de vragenlijst steeds je doel erbij, zodat je alleen onderzoekt wat je ook echt wilt onderzoeken.

Keuzes maken
Maak keuzes in wat je wilt weten. Hoe doe je dat? Blijf deze vragen stellen om die keuzes goed te kunnen maken:

Veel praktijkonderzoeken stoppen te vroeg. Onderzoeksvragen worden geformuleerd, data worden verzameld en conclusies worden getrokken. Maar dan houdt het helaas op. Met alleen de conclusies ben je er nog niet. Om aan de slag te kunnen met een onderzoek heb je actiepunten nodig. Onderzoek doe je namelijk niet voor de lol, maar omdat je iets wilt DOEN met de informatie die je hebt verzameld.

Je actiepunten sluiten aan op wat je wilde doen met de uitkomsten van je onderzoek. Als je oorspronkelijk doel was je programma beter aan te laten sluiten bij je doelgroep, dan hebben je actiepunten betrekking op het aanpassen van het programma, het veranderen van je communicatiemiddelen of het uitbreiden van een succesvol concept.

Hoe doe je dat?

Tijdens het onderzoek leer je snel veel over het onderwerp. Je krijgt grip om details, de pluspunten en de verbeterpunten. Het is dan gemakkelijk om oplossingen te bedenken en actiepunten te formuleren. Daarbij wordt je vaak geholpen tijdens het onderzoek, omdat uit je data ook oplossingen naar voren komen. Respondenten reiken je tijdens interviews mogelijke oplossingen aan. Ook in een vragenlijst kun je hier naar vragen.

Bedenk dus tijdens je onderzoek al dat je op het einde actiepunten gaat formuleren. Als je bij de dataverzameling en de analyse al aandacht hebt voor oplossingen en actiepunten, is het gemakkelijk deze stap ook te zetten. Bij het schrijven van je conclusies kun je er gemakkelijk actiepunten achter zetten. Zorg ervoor dat dit steeds een doorgaande lijn is: vraag → oplossing(en) → mogelijke actiepunten.

Mijn onderzoeken sluit ik af met conclusies en actiepunten. Dat doe ik door tijdens mijn onderzoek steeds overzicht te houden op alle vragen en drempels, oplossingen en argumenten en aansluitend mogelijke actiepunten. Graag kijk ik samen met de opdrachtgevende organisatie wat vervolgens praktisch mogelijk is. Het verschilt namelijk per organisatie wat kan en wat bij hen past.

Het is niet altijd nodig om zelf data te verzamelen. Je kunt ook gebruik maken van bestaande bronnen. Denk hierbij aan databestanden die je kunt kopen bij bijvoorbeeld SCP of CBS, maar ook aan je eigen administratie of kassaregistratiesysteem. Je maakt gebruik van bestaande databestanden als je meer wilt weten over een bepaald onderwerp waar landelijk gegevens over worden verzameld of als je kwantitatieve data wilt over je eigen organisatie. Er wordt al veel data verzameld. Maak daar slim gebruik van.

Tips:

Kijk hier voor een overzicht van verschillende onderzoeksmethoden

English flag Click on the flag to read this article in English

De mysterie shopper is iedereen bekend: iemand die met een opdracht gaat winkelen of producten retourneren om te kijken hoe de ervaring is voor de klant en hoe medewerkers omgaan met klanten. Een variatie hierop is de mysterie bezoeker: iemand die zich voordoet als een alledaagse bezoeker en zo de gehele consumentenervaring registreert. Je kunt de mysterie bezoeker hierbij een extra opdracht meegeven, bijvoorbeeld een klacht. De mysteriebezoeker vult na afloop van het bezoek een vragenlijst in met criteria.

Je kiest voor een mysterie bezoeker als klantgerichtheid, de faciliteiten van je organisatie of commerciële vaardigheden van medewerkers wilt analyseren. Het doel is om op basis van de klantervaring te evalueren en waar mogelijk te verbeteren.

Een mysterie bezoeker kan verder gaan in het geven van zijn/haar ervaring en geeft geen sociaal wenselijke antwoorden. Bij echte bezoekers heb je wel het risico op sociaal wenselijke antwoorden. Een ander voordeel is dat je je bezoekers niet belast. Je bent dan ook niet afhankelijk van respondenten.

Tips

  1. Zorg voor vooraf opgestelde scripts en observatieformulieren.
  2. Bepaal goed welk aspect van de organisatie je wilt screenen: klantgerichtheid van de medewerkers, de aanwezige faciliteiten of consumentenproces?
  3. Beslis vooraf of de mysterie bezoeker zich als een gemiddelde bezoeker voordoet omdat je een beeld wilt van de normale gang van zaken. Of wil je dat er moeilijke vragen gesteld worden, een probleem is om te testen hoe de organisatie daarop reageert.
  4. Laat je beeld niet bepalen door één bezoeker of medewerker, maar door het grotere geheel.
  5. Zet een mysterie bezoeker in die een objectief beeld kan schetsen over de organisatie.
  6. Naast een fysiek bezoek, kun je mysteriebezoeker inzetten via andere vormen: telefoongesprek, e-mail en websiteanalyse.

De juiste keuze en opmaak voor grafieken en diagrammen zorgt ervoor dat de onderzoeksresultaten gelezen en begrepen worden. Probeer dus altijd te bedenken wat de belangrijkste boodschap is die je wilt overbrengen en of de grafiek deze boodschap ook daadwerkelijk overbrengt. Vooral bij kwantitatief onderzoek is het zaak om de juiste grafieken en opmaak te kiezen die de data goed weergeven. Ik geef een aantal tips:

Algemeen

  1. Sorteer de antwoorden op logische volgorde (bijvoorbeeld van oud naar nieuw) of aan de hand van de score (hoogste score bovenaan).
  2. Schrijf vragen en afkortingen voluit.
  3. Geef de diagram of grafiek altijd een duidelijke titel. Zo kan men in een oogopslag zien waar het over gaat.
  4. Zorg dat de percentages duidelijk leesbaar zijn.
  5. Laat onnodige onderdelen weg in je grafiek, maar zorg er wel voor dat de grafiek duidelijk leesbaar blijft. De horizontale en verticale lijnen maken het beeld bijvoorbeeld vaak rommelig, net zoals as-streepjes. Een legenda kan daarentegen wel handig zijn.
  6. Zorg ervoor dat de grafiek groot genoeg is zodat alles goed leesbaar is.
  7. Geef in de tekst een toelichting bij de grafiek. Sommige mensen zijn namelijk minder beeldend ingesteld en vinden het prettiger om de bevindingen in tekstvorm te lezen.
  8. Gebruik kleuren ter verduidelijking. Geef een negatief antwoord een rode kleur en een positief antwoord een groene kleur. Zijn er geen goede/foute antwoorden in de grafiek, dan is het leuk om de kleuren van je huisstijl te gebruiken. Gebruik een opvallende kleur voor datgene dat je wilt benadrukken.

 Wanneer welke grafiek?

  1. Kies een taartgrafiek als de respondenten maar één antwoord konden kiezen. De grafiek geeft dan een beeld van de verdeling van je onderzoeksgroep.
  2. Kies een staafdiagram (staand of liggend) als respondenten meerdere antwoorden konden geven of als je verschillen tussen twee groepen wilt laten zien.
  3. Een lijngrafiek gebruik je om te laten zien hoe iets zich in verloop van tijd heeft ontwikkeld of om een trend te laten zien.
  4. Spreidingsdiagrammen (puntenwolk) gebruik je als je relaties tussen verschillende gegevensreeksen wilt aantonen. Je toont een verband aan als je door een puntenwolk een rechte lijn kunt trekken waar de punten dichtbij liggen.
Ericssonstraat 2
5121 ML  Rijen
Nederland
Claudia’s hart ligt bij onderzoek. Haar werkwijze is heel persoonlijk; ieder onderzoek vraagt tenslotte om maatwerk. Samen met de klant formuleert ze doelen, die ze vervolgens ook realiseert. Daarbij is ze volkomen transparant en deelt ze graag haar kennis en ervaring.
© 2022 – 2025 Claudia de Graauw. Alle rechten voorbehouden.
homeenvelopesmartphone