De rol van de bibliotheken is de afgelopen decennia enorm veranderd. Van een ‘boekenuitleenfabriek’ naar een organisatie waar mensen:
Om deze taken goed uit te kunnen (blijven) voeren is het nodig om veel informatie te verzamelen. Met name over de bezoeker (die lang niet altijd lid is van de bibliotheek). Maar er is ook informatie nodig over de interne organisatie. Dit alles om de gebruiker zo goed mogelijk te bedienen. Om de benodigde informatie te verzamelen is onderzoek nodig op allerlei vlak. In deze blog beschrijven we kort enkele soorten onderzoek waarbij we zeker niet uitputtend kunnen en willen zijn.
In het landschap van bibliotheek-onderzoek spelen de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Provinciale Ondersteuningsinstellingen (POI’s) een zeer belangrijke rol. Zij ondersteunen de bibliotheken op allerlei vlak en dus ook op het vlak van onderzoek. De KB heeft hiervoor 5 thema’s geformuleerd: Informatiemaatschappij, Publicaties, Ontsluiten & Delen, Klant en Impact. De wijze waarop de POI’s hun onderzoeksrol invullen is zeer verschillend per POI.
Een bezoeker is in te delen in 2 groepen: een bezoeker die lid is van de bibliotheek en een bezoeker die geen lid is van de bibliotheek. Van een bibliotheeklid is veel bekend, echter van de niet-leden veel minder. Deze laatste groep wordt echter steeds groter waardoor het belangrijker wordt om ook deze groep goed in beeld te krijgen en daarmee de dienstverlening beter af te kunnen stemmen op elke bezoeker.
Onderzoek die hiervoor gebruikt kan worden is:
Je dienstverlening kan pas van goede kwaliteit zijn wanneer je interne organisatie goed op orde is. Een groot deel van de interne organisatie bestaat uit de medewerkers. Onderzoek dat hierbij past is:
Al jaren is er een mooie samenwerking tussen onderwijs, bibliotheek en gemeente: de Bibliotheek op school (dBos). Dit instrument wordt ingezet om kinderen en jongeren te stimuleren om meer te lezen. Een zeer belangrijk functie van de bibliotheek waarvan de resultaten via een monitor in beeld worden gebracht. De monitor de Bibliotheek op school brengt de opbrengst van de samenwerking tussen scholen en bibliotheken in kaart. De monitorresultaten worden gebruikt om nieuwe doelen vast te stellen.
Met het uitvoeren van impactonderzoek kun je maatschappelijke effecten van bibliotheekdiensten meetbaar maken. Het meten van impact is altijd lastig, vooral omdat er altijd andere effecten meespelen en het moeilijk is om die uit te sluiten om het effect van jouw dienstverlening aan te tonen. De KB heeft hiervoor een aantal meetinstrumenten ontwikkeld. Maar er is meer mogelijk op dit gebied. Zo hebben wij voor een paar bibliotheken in het land hun impact in beeld gebracht. Het voordeel van samen met een onderzoeksbureau je impactmeting op te zetten is dat je meet wat voor jouw bibliotheek belangrijk is.
In deze blog richten we ons specifiek op bibliotheken, al is het voor andere organisaties (welzijnsorganisaties, gemeenten, scholen) ook interessant om kennis te nemen van hun werkgebied. Voor organisaties als een bibliotheek is het interessant om bijvoorbeeld te weten wat de kenmerken zijn van de inwoners, waar de kwetsbaren zitten, waar mensen lang moeten reizen om een bibliotheek te bezoeken, wat een goede plek zou kunnen zijn voor een taalcafé, enz. enz. enz. Al verzamelen we als onderzoekers graag nieuwe, actuele data, is dat om je werkgebied in beeld te brengen niet nodig. Er is al heel veel data aanwezig.
Om dit onderzoek goed uit te voeren, moeten er 4 stappen worden doorlopen:
De volgende data zijn volgens ons interessant voor een bibliotheek. Data die sowieso op gemeenteniveau beschikbaar is, maar heel vaak ook op buurt/wijk niveau.
De belangrijkste (en ook minst toegankelijke) bron is statline. Op statline is enorm veel informatie beschikbaar. Informatie die vaak recent en zeker ook betrouwbaar is, maar lastig vindbaar is. Ook bronnen als allecijfers.nl en waarstaatjegemeente.nl zijn geschikt. Er zijn ook nog andere bronnen beschikbaar afhankelijk van hetgeen je in kaart wilt brengen.
De moeilijkste stap in het proces. Een factor die het nog wat lastiger maakt is dat een bibliotheek vaak meerdere gemeentes in haar werkgebied heeft. In de analyse is er dan de optie om per gemeente de gewenste data te verzamelen of om dit gecombineerd te doen zodat de analyse over het gehele werkgebied gaat. Een mooi vormgegeven document is fijn om te delen met bijvoorbeeld je bezoekers, je subsidieverstrekkers en andere belangrijke samenwerkingspartners.
Je hebt een mooi vormgegeven document met allemaal zinvolle data. En wat nu? Belangrijk is om inzichtelijk te maken wat die data nu betekenen. Interpreteren we deze allemaal juist en op dezelfde wijze? En vervolgens hoe ga je de data gebruiken? In je beleid? Voor je jaarplan? In gesprek met belangrijke samenwerkingspartners?
In deze blog gaat het over het verzamelen van data door middel van het uitzetten van een enquête.
Wil je meer weten over waar je allemaal aan moet denken bij een enquête, lees de volgende blogs:
In deze blog neem ik je mee in het proces van het organiseren van het data verzamelen met enquêtes. Het uitgangspunt is dat je reeds een enquête hebt, die je wilt gaan uitzetten onder je doelgroep. Het gaat hierbij om een kwantitatieve manier van data verzamelen, dus niet over bijvoorbeeld het afnemen van een (groeps)interview.
Eigenlijk zijn er twee methoden die je hiervoor kunt gebruiken: Schriftelijk of online. De schriftelijke methode wordt vrijwel niet meer gebruikt (duur, gebruiksonvriendelijk, arbeidsintensief), dus richten we ons op de online verspreiding. Houd hierbij wel in de gaten dat zo’n 3 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder geen toegang heeft tot internet (2019) en onder de 75 plussers ligt dit percentage een stuk hoger (23%). Bij een onderzoek onder de ouderen in onze samenleving is het raadzaam om voor een andere methode van data verzamelen te kiezen.
Hoe zorg je ervoor dat je enquête bij de potentiële respondent komt? Heb je een lijst van mailadressen van potentiële respondenten, dan is de methode eenvoudig. Via je online enquête software kun je deze mensen een mail sturen met daarin de link naar de vragenlijst. Of je zet de link naar de vragenlijst in een mail (via bijvoorbeeld outlook) en verstuurt die naar alle mailadressen.
Het komt echter ook regelmatig voor dat je geen mailadressen hebt. Hoe ga je dan te werk? Je eigen netwerk is hiervoor essentieel. Je kunt via sociale media en/of bijv. Whatsapp je eigen netwerk inzetten om de vragenlijst te laten invullen, maar zeker ook om deze verder te verspreiden. Pas hierbij wel op: Je krijgt hierdoor wel een selectieve respons. Sowieso door het gebruik van je eigen netwerk en tevens doordat je alleen diegenen bereikt die actief zijn op de sociale media / gebruik maken van Whatsapp.
Heb je geen mailadressen dan zul je altijd gebruik moeten maken van een algemene link (iedereen krijgt dezelfde link). Heb je wel de beschikking over mailadressen, dan heb je de keuze. Je kunt elk mailadres een unieke link sturen. Dit heeft als voordeel dat je de respons precies kunt volgen (wie heeft wel en wie heeft nog niet ingevuld) en je kunt een eventuele reminder alleen sturen naar diegenen die de enquête nog niet heeft ingevuld. Een nadeel is dat je respondenten niet kunt vragen de enquête door te sturen naar anderen. Een unieke link kan namelijk maar één keer worden gebruikt.
Maak je gebruik van een algemene link dan ligt het nadeel voor de hand: je kunt niet volgen wie niet en wie wel heeft gereageerd en je kunt geen gerichte reminder sturen. Een ander nadeel is dat één respondent de enquête meerdere keren kan invullen. Dat kan met name voorkomen wanneer je een beloning aan het invullen koppelt. Het voordeel van een algemene link is dat de enquête heel makkelijk verspreidt kan worden.
Na het afronden van een onderzoek, geven we regelmatig een presentatie van de resultaten. De ene kan van nature spreken voor een grote groep, maar de ander vindt het toch wel spannend en is erg zenuwachtig. Graag geven we je wat tips voordat je een presentatie gaat geven.
Bedenk voordat je je presentatie voor gaat bereiden, wat de belangrijkste boodschap is die je over wilt brengen. Wat moet iedereen in je publiek meenemen van je presentatie. Bouw je presentatie hier omheen op. Onze hoofdboodschap is vaak: er zijn effecten, namelijk …. en houdt aandacht voor …. Of Je kunt dit project verbeteren door …..
Maak een mooi presentatie, denk hierbij aan powerpoint, prezi een filmpje of andere visuele ondersteuning tijdens je presentatie. Let hierbij op dat je geen lappen tekst gaat projecteren. Je publiek heeft geen tijd om alles goed te lezen, wanneer ze lezen kunnen ze niet goed naar je luisteren. Zet er steekwoorden, plaatjes, opsommingen op die je verhaal ondersteunen. Dat je publiek weet wat er gaat komen en waar je het over hebt. Maak het visueel aantrekkelijk om naar te kijken. Zorg ervoor dat het je rust geeft en dat het niet afleidt van de boodschap die je aan het vertellen bent.
Niets is zo vervelend om naar te kijken als een presentator die constant op een papier zit te kijken en de tekst voorleest. Leer daarom de belangrijkste punten uit je hoofd. Hierdoor vertel je natuurlijker en houdt het publiek de aandacht. Zorg er dan wel voor dat je de informatie op een natuurlijke manier verteld en het niet gaat opdreunen. Je moet een boodschap vertellen en je publiek meenemen in je verhaal.
Natuurlijk kun je niet de gehele presentatie uit je hoofd leren. Er zijn altijd zaken die je gaat vergeten, kleine details die je niet in je hoofd krijgt. Maak daarom per onderwerp een kaartje en zet daar steekwoorden op, geen zinnen. Hierdoor ga je niet voorlezen, maar heb je wel ondersteuning tijdens je verhaal mocht je iets vergeten.
Een hele belangrijke tip. Neem de tijd, begin op tijd met het voorbereiden van je presentatie. Maak een goede visuele ondersteuning, test die een aantal keer uit. Wellicht heb je er een timer op staan, zorg ervoor dat die niet te snel loopt. Maak de kaartjes, kijk of de woorden die je erop hebt gezet kloppen. En oefen de presentatie een aantal keer (als je weinig ervaring hebt, of het spannend vindt). Niet alleen voor de spiegel, maar ook voor iemand anders. Hierdoor weet je of je verhaal helder is en of het duidelijk is wat je verteld.
Neem ook tijdens de presentatie de tijd, zorg ervoor dat je rustig bent. Kom op tijd, test de apparatuur en zorg ervoor dat je helemaal klaar staat als het publiek binnen komt. Tijdens de presentatie neem je rustmomenten, zodat het publiek de informatie tot zich kunnen nemen. Bedenk dat je niet de trein hoeft te halen, maar juist een verhaal moet vertellen. Spreek daarom niet te snel, maar rustig en duidelijk. Als jij het gevoel hebt dat je te langzaam spreekt, spreek je precies goed. En haal adem op tijd. Als je te snel gaat, kun je af en toe een slokje water drinken. Dan ga je vanzelf langzamer.
Als je dan je presentatie aan het houden bent, bedenk dan dat jij de expert bent. Je hebt je verhaal goed voorbereid, kaartjes gemaakt en de visuele ondersteuning gemaakt. Dus vertrouw op jezelf. Je hebt weken, misschien maanden gewerkt aan dit onderzoek en jij bent de expert op dit gebied. Vertel wat je weet en vertrouw op wat je vertelt. Hierdoor zal het publiek je verhaal voor waar aannemen en gaat je presentatie goed.
Instellingen die een subsidie of sponsoring ontvangen moeten daarvoor een verantwoording schrijven. In deze verantwoording moet informatie staan over de bezoekers: hoeveel bezoekers, waar komen ze vandaan en met name wat je bereikt bij bezoekers: de impact. Maar waar haal je die informatie vandaan? Met een bezoekersonderzoek kun je deze vragen beantwoorden.
In eerdere blogs hebben we geschreven over de verschillende vormen van een bezoekersonderzoek, maar ook wat het voor je kan betekenen. In het bezoekersonderzoek dat je afneemt tijdens of na afloop kun je vragen stellen die informatie geven die je nodig hebt voor je verantwoording. Denk hierbij aan de impact die je hebt gemaakt op je bezoekers. Heeft de activiteit of tentoonstelling het doel bereikt dat jullie van te voren in gedachten hadden? Informatie die jezelf graag wilt weten, maar ook voor je subsidiegever of sponsor handig zijn.
Er zijn verschillende manier om de impact te meten bij een activiteit. Je kunt gebruik maken van een uitgebreide vragenlijst met gesloten en (semi)open vragen. Echter krijg je dan geen diepzinnige antwoorden en weet je de gedachten erachter niet. Een goed alternatief zijn korte interviews. Een kort interviewvan maximaal 10 minuten met open vragen en ruimte om door te vragen. Op deze manier kun je veel bezoekers interviewen, maar heb je toch meer informatie van de bezoekers over de impact die de activiteit heeft gemaakt. Een andere manier is het doen van observaties. Door je bezoekers te observeren zie je gelijk hoe de bezoekers reageren op de activiteit. Doordat je de observaties bij meerdere bezoekers doet en steeds dezelfde activiteit observeert, kun je de informatie vergelijken en analyseren. Een goede manier om impact te meten is een combinatie van korte interviews en observaties. Zo kun je eerst zien hoe bezoekers reageren en daarna ze vragen stellen over de activiteit.
Veel informatie over je bezoekers verzamel je al bij de verkoop van een kaartje. Zo kom je achter gegevens zoals woonplaats of iemand een kortingskaart heeft en eventueel de geboortedatum. Deze gegevens kun je goed gebruiken om te verantwoorden waar je bezoekers vandaan komen en welke doelgroep je aantrekt. Zo kun je bijvoorbeeld verantwoorden dat je een provinciale functie hebt. Een bezoekersonderzoek kun je dus niet alleen intern gebruiken voor bezoekersprofielen of voor de marketing. Het is zeer goed te gebruiken ter verantwoording voor subsidiegevers en gemeentes. Wij denken graag met je mee over een bezoekersonderzoek dat je voor meerdere doeleinden kunt gebruiken.
Er zijn verschillende manieren om bezoekers te bevragen. Wij maken graag een combinatie van verschillende methodes. Eén methode op zich is natuurlijk ook voldoende om informatie te verkrijgen bij je bezoekers. De verschillende methodes hebben ook verschillende doelen. Wanneer kies je nou voor welke methode? Hieronder heb ik een kort overzicht gemaakt met het doel per methode.
Wij maken regelmatig combinaties van de verschillende methodes, omdat ze elkaar versterken. Zo kun je eerst je bezoekers observeren en ze daarna een vragenlijst laten invullen of juist een korte interview met ze houden. Zo zijn er vele mogelijkheden en wij denken graag met je mee. Benieuwd hoe we je kunnen helpen, kijk hier voor meer informatie.
Tegenwoordig worden er steeds vaker testen gedaan om te kijken wat voor type mensen je in je team hebt. Zelfs bij ons op kantoor hebben we de creativiteitstest gedaan. Creativiteit wordt in een team steeds belangrijker. Niet alleen in de creatieve industrie, maar ook in het bedrijfsleven. Met een MTO kun je ook meten hoe creatief je personeel is.
Op basis van het onderzoek van TNO “Creatief vermogen - de ontwikkeling van een meetinstrument voor leerlingen op school” hebben we een test ontwikkeld waarmee je creativiteit kunt meten. In deze test wordt er gekeken hoe er gescoord wordt op de 7 aspecten van creatief vermogen.
7 aspecten waarop getest wordt:
Uit de test komen een aantal prototypische profielen naar voren. Hieronder een korte samenvatting per profiel.
9 prototypische profielen:
Wanneer je een team gaat samenstellen en je houdt rekening met de bovenstaande profielen wil je een mix van een aantal profielen. Je wilt personen die open staan voor andere ideeën, personen die met andere ideeën komen. Maar ook personen die nog vaardiger willen worden. Door een mix van profielen in je team te hebben worden de profielen versterkt en daag je teamleden uit om zich verder te ontwikkelen.
Ben je nieuwsgierig geworden hoe creatief je medewerkers zijn, neem hier contact op met ons en we kijken wat we voor je kunnen betekenen.
Er zijn verschillende manieren om bezoekersonderzoek uit te voeren. Welke onderzoeksmethode het meest efficiënt werkt, is afhankelijk van het doel van je onderzoek, en wat je nodig hebt om dit doel te bereiken: wil je er zelf beter van worden of moet je je verantwoorden aan andere partijen? En heb je dan kwantitatieve of kwalitatieve gegevens nodig? Ik vertel je over verschillende efficiënte onderzoeksmethoden.
Een bezoekersonderzoek kun je zo groot en klein maken als je wilt. Het is daarbij belangrijk om het comfort van de bezoeker voorop te stellen. Zo raad ik bij vragenlijsten aan om een vragenlijst van maximaal 10 minuten, liever 5 minuten op te stellen. Beperk je daarbij tot vragen die je nodig hebt om antwoord te kunnen geven op je onderzoeksvraag. Lees hier meer over in mijn blog need to know of nice to know.
Mensen moeten het leuk vinden om mee te werken aan je onderzoek. Je kunt met scheurkaartjes bijvoorbeeld hele korte vragenlijsten maken. Of door het plaatsen van een ‘stellingenwand’ waar mensen kort hun mening kunnen geven en tevens reacties van andere bezoekers kunnen lezen. Maar je kunt ook bezoekers benaderen voor korte interviewtjes. Hierin kan de respondent met een kopje koffie zijn/haar verhaal kwijt. Dit vinden respondenten vaak fijner om te doen dan een vragenlijst invullen.
Een vragenlijst kan uiteraard ook. Je kunt dan kiezen voor een fysieke of digitale vragenlijst, die je ter plekke laat invullen of later per mail opstuurt. Ik raad aan om vragenlijsten ter plekke in te laten vullen.
Tot slot kun je er voor kiezen om niet de bezoekers te benaderen, maar ze juist te observeren. Dat kan middels tracking, of door een observatielijst op te stellen om zelf op locatie de acties van bezoekers te volgen, of door een mystery guest in te zetten. De laatste methode kun je bijvoorbeeld gebruiken om te zien hoe klantvriendelijkheid jouw organisatie is.
Meer weten over creatieve onderzoeksmethoden? Lees dan hier mijn blog Creatief met onderzoeksmethoden. Meer weten over hoe ik je kan helpen bij bezoekersonderzoek? Neem dan contact met me op.
De onderzoekspopulatie bestaat uit de personen of organisaties die je in je onderzoek wilt betrekken. Omdat je meestal niet iedereen in de populatie kunt ondervragen, trek je een steekproef. Bij een eerdere blog heb ik geschreven over hoe je het beste een steekproef kunt trekken. Hierin beschreef ik kort het verschil tussen een selecte en een aselecte steekproef. Hier zit een wezenlijk verschil in.
Bij een selecte steekproef maakt niet iedereen kans om in de steekproef terecht te komen. De resultaten gelden enkel voor de onderzochte groep. Er zijn een aantal selecte steekproeven mogelijk:
Uit gesprekken die ik voer met verschillende mensen die onderzoek doen, is er soms verwarring over de term onderzoeksmethodes. Er zijn theorieën op basis waarvan je een onderzoek kunt doen en je hebt manieren om data te verzamelen.
In mijn blogs spreek ik geregeld over onderzoeksmethoden. Ik bedoel hiermee de diverse manieren om data te verzamelen.
Wanneer je voor jezelf helder hebt wat de onderzoeksvragen zijn, ga je kijken welke informatie je op welke manier kunt verzamelen. Hiervoor zijn veel verschillende methoden. Je hebt kwalitatieve onderzoeksmethoden en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Bij kwalitatieve onderzoeksmethoden gaat het niet om feiten of cijfers, je kijkt meer naar het hoe en waarom. Bij kwantitatieve onderzoeksmethodes draait het juist om cijfers en feiten die je met elkaar kunt vergelijken. Kijk ook naar mijn blog over het verschil tussen kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden.
Er zijn allerlei onderzoeksmethoden. In mijn overzichtsblog met verschillende onderzoeksmethoden staan verschillende manieren. Wees ook creatief met de manieren waarop je data verzamelt. Kijk verder dan de standaard manieren van onderzoek en maak interessante combinaties.
Wanneer je een onderzoeksmethode heb gekozen is een goede voorbereiding belangrijk. Kijk per methode wat je nodig hebt en neem de tijd om je meetinstrument goed op te zetten. Bespreek het met collega’s en test het meetinstrument voordat je het gaat inzetten.