Ook bij kwalitatief onderzoek is het belangrijk om objectief te blijven. Dit kan heel lastig zijn als je in gesprek bent met respondenten. Het is echter belangrijk dat je je eigen mening voor je houdt. Ook al ben je het niet eens met de antwoorden die gegeven worden. Je mag ook niet sturen met de vragen die je stelt. Hoe zorg je ervoor dat je zo objectief mogelijk blijft?
Eén van de onderzoeksmethodes die veel gebruikt wordt, is het houden van een interview. Het is belangrijk om dit goed voor te bereiden, zodat je de juiste informatie krijgt. Hieronder vind je 10 tips om goed beslagen ten ijs te komen.
Mocht je meer informatie willen over de onderzoeksmethode interview kijk dan naar een van deze blogs ‘Welke interviewmethoden zijn er en wanneer gebruik je ze?’ of ‘15 tips voor een goed interview’
Bij een literatuuronderzoek maak je slim gebruik van bestaande kennis. Je doet onderzoek naar reeds beschikbare gegevens ten behoeve van een probleemstelling. Zo kun je veel informatie verzamelen over trends, marktbewegingen, marktstructuur en ontwikkelingen zonder dat je zelf veldwerk hoeft te doen. Je ontdekt wat er al bekend is over jouw onderwerp en voorkomt dubbel werk.
Met deze 10 tips haal je het maximale uit je literatuurstudie:
Weet wat je wilt onderzoeken. Formuleer een duidelijke onderzoeksvraag en stel eventueel deelvragen op. Zo weet je waar je naar op zoek bent.
Bedenk goede zoektermen die passen bij je onderwerp. Deze woorden helpen je om snel relevante bronnen te vinden.
Heb je een goed artikel gevonden? Kijk dan naar de bronnen die daarin genoemd worden. Zo kom je steeds weer nieuwe publicaties tegen.
Zorg dat je gegevens up-to-date zijn. Verouderde informatie kan je onderzoek minder waardevol maken.
Voeg alleen informatie toe die antwoord geeft op je onderzoeksvraag. Maak er één logisch geheel van.
Noteer altijd de bron van je informatie. Zo kun je later terugvinden waar je iets gelezen hebt.
Verwijs naar je bronnen volgens de APA-regels. Daarmee laat je zien dat je netjes werkt en voorkom je plagiaat.
Vraag jezelf steeds af: beantwoordt deze informatie mijn vraag? Zo houd je focus en voorkom je dat je afdwaalt.
Door verschillende bronnen te gebruiken, wordt je informatie betrouwbaarder.
Gebruik bij voorkeur (wetenschappelijke) artikelen via Google Scholar, rapporten of publicaties van betrouwbare websites of bronnen uit de bibliotheek.
In gesprekken met medewerkers van musea merk ik dat subsidiërende lokale overheden voornamelijk kijken naar bezoekersaantallen. Want dat is gemakkelijk meetbaar. Maar wat is het doel van deze gemeenten om het museum te subsidiëren? Steunt de gemeente het doel van het museum (mensen iets leren over of interesseren voor een bepaald onderwerp)? Wil de gemeente dat het museum bijdraagt aan de identiteit van de gemeente? Of wil de gemeente zo veel mogelijk bezoekers?
Door het doel dat je als gemeente hebt met een museum (of een andere culturele instelling) samen scherper te formuleren, kun je samen kijken wat er dan wel en wat niet valt onder de activiteiten die ontwikkeld moeten worden om dit doel te bereiken. Twee voorbeelden om te verduidelijken wat ik bedoel.
Eerste voorbeeld: een museum is onderdeel van de identiteit van een gemeente. Op het gebied van binnenschoolse cultuureducatie kan dit betekenen dat het museum samen met de school kijkt naar de geschiedenis van de gemeente of met de leerlingen op zoek gaat naar wat de burgers bindt in deze gemeente. Een museum kan in dit geval ook een bijdrage leveren aan themajaren en zich buiten de muren van het museum profileren.
Tweede voorbeeld: een museum wil mensen binnen de gemeente en daarbuiten interesseren voor een bepaald onderwerp, kunststroming of historische periode. Door niet afgerekend te worden op het aantal bezoekers aan de deur, kunnen ze ook naar de bezoekers toegaan door bijvoorbeeld met een mobiele tentoonstelling te staan op een drukke plaats, zoals het station, een winkelstraat of een ziekenhuis. Mensen die normaliter niet naar het museum komen, maken nu wel op een laagdrempelige manier kennis met het onderwerp, de kunststroming, een kunstenaar of een historische periode en het museum. Door het laagdrempelig en kleinschalig aanbieden van cultuur zullen mensen aangesproken worden die normaliter het museum niet zouden bezoeken. Zo worden nieuwe publieksgroepen iets geleerd over, geïnteresseerd voor een bepaald onderwerp. Wat ze moeilijker lukt als ze naar het museum gelokt moeten worden.
Ik begrijp dat het lastiger te meten is of een museum bijdraagt aan deze doelen, dan bezoekers te tellen. Maar het geeft het museum meer mogelijkheden om naar potentiele bezoekers toe te gaan door minder gebonden te zijn aan hun gebouw. Door elders kennis te maken met het museum gaan mensen het meer waarderen, komt er meer draagvlak en zullen er uiteindelijk meer bezoekers komen omdat niet alleen de bekendheid is toegenomen, maar ook de drempels om het museum te bezoeken verlaagd zijn.
Ps. En ook van deze doelen kan gemeten worden of ze gehaald worden.
In vragenlijsten wordt vaak gebruik gemaakt van antwoordschalen om de houding of mening van de respondenten meetbaar te maken. Deze schalen kun je ook gebruiken in individuele interviews, observaties, logboeken of scheurkaartjes.
Het verschil tussen diverse schalen zit in het aantal punten. Hoe meer punten een schaal heeft hoe gedetailleerder de respondent kan antwoorden.
Voorbeelden van verschillende schalen:
Als je een representatieve mening van een bepaalde groep Nederlanders nodig hebt, bijvoorbeeld vrouwen tussen de 35 en 60 jaar maar ook ouders van kinderen op de basisschool of inwoners van Amsterdam, kun je kiezen voor een vragenlijst onder een panel.
Een panel wordt gevormd door een representatieve groep Nederlanders die aangegeven heeft dat ze regelmatig willen meedoen aan een onderzoek. Vaak worden deze panels beheerd door marktonderzoekbureaus, maar ook door andere onderzoekbureaus. Je koopt een aantal vragen en respondenten in. De panelbeheerder legt de panelleden een digitale vragenlijst voor. Meestal wordt er binnen een aantal weken een databestand opgeleverd met een weegfactor. Je kunt dan snel met de uitkomsten van het onderzoek aan de slag.
Het kan interessant zijn om gedurende het jaar een aantal keer een panelonderzoek te doen. Als je vaker data verzamelt, kun je vergelijkingen gaan maken bijvoorbeeld over een verandering van houding of bekendheid met een bepaald product of dienst. Als je in dat jaar aanpassingen doet, kan je zien wat de resultaten hiervan zijn.
Tips:
Veel praktijkonderzoeken stoppen te vroeg. Onderzoeksvragen worden geformuleerd, data worden verzameld en conclusies worden getrokken. Maar dan houdt het helaas op. Met alleen de conclusies ben je er nog niet. Om aan de slag te kunnen met een onderzoek heb je actiepunten nodig. Onderzoek doe je namelijk niet voor de lol, maar omdat je iets wilt DOEN met de informatie die je hebt verzameld.
Je actiepunten sluiten aan op wat je wilde doen met de uitkomsten van je onderzoek. Als je oorspronkelijk doel was je programma beter aan te laten sluiten bij je doelgroep, dan hebben je actiepunten betrekking op het aanpassen van het programma, het veranderen van je communicatiemiddelen of het uitbreiden van een succesvol concept.
Hoe doe je dat?
Tijdens het onderzoek leer je snel veel over het onderwerp. Je krijgt grip om details, de pluspunten en de verbeterpunten. Het is dan gemakkelijk om oplossingen te bedenken en actiepunten te formuleren. Daarbij wordt je vaak geholpen tijdens het onderzoek, omdat uit je data ook oplossingen naar voren komen. Respondenten reiken je tijdens interviews mogelijke oplossingen aan. Ook in een vragenlijst kun je hier naar vragen.
Bedenk dus tijdens je onderzoek al dat je op het einde actiepunten gaat formuleren. Als je bij de dataverzameling en de analyse al aandacht hebt voor oplossingen en actiepunten, is het gemakkelijk deze stap ook te zetten. Bij het schrijven van je conclusies kun je er gemakkelijk actiepunten achter zetten. Zorg ervoor dat dit steeds een doorgaande lijn is: vraag → oplossing(en) → mogelijke actiepunten.
Mijn onderzoeken sluit ik af met conclusies en actiepunten. Dat doe ik door tijdens mijn onderzoek steeds overzicht te houden op alle vragen en drempels, oplossingen en argumenten en aansluitend mogelijke actiepunten. Graag kijk ik samen met de opdrachtgevende organisatie wat vervolgens praktisch mogelijk is. Het verschilt namelijk per organisatie wat kan en wat bij hen past.
Het is niet altijd nodig om zelf data te verzamelen. Je kunt ook gebruik maken van bestaande bronnen. Denk hierbij aan databestanden die je kunt kopen bij bijvoorbeeld SCP of CBS, maar ook aan je eigen administratie of kassaregistratiesysteem. Je maakt gebruik van bestaande databestanden als je meer wilt weten over een bepaald onderwerp waar landelijk gegevens over worden verzameld of als je kwantitatieve data wilt over je eigen organisatie. Er wordt al veel data verzameld. Maak daar slim gebruik van.
Kijk hier voor een overzicht van verschillende onderzoeksmethoden
Click on the flag to read this article in English
Een intensievere manier van gegevens verzamelen is respondenten vragen een logboek of dagboek bij te houden. Deelnemers registreren in een schriftje of in een app hun daadwerkelijk gedrag. Denk hierbij aan een eetdagboek of beweegdagboek. In de sportsector maar ook door voedingsdeskundigen wordt deze onderzoeksmethode geregeld gebruikt.
Op deze manier verzamel je diepgaande, gedetailleerde informatie over daadwerkelijk gedrag (zeker als je het vast laat leggen met foto’s) en mogelijk ook ervaringen van deelnemers. Geef duidelijk aan wat ze bijvoorbeeld dagelijks bij moeten houden en je krijgt kwantificeerbare data over daadwerkelijk gedrag.
Je kunt hierbij handig gebruik maken van de smartphone en bijvoorbeeld vragen elke dag een foto te maken van hun avondeten of hun creatieve uitingen. Met deze informatie kun je je project, programma of activiteit verbeteren.
Doen we de dingen goed? OF doen we de goede dingen? Twee vragen die sterk op elkaar lijken, maar die wel degelijk twee verschillende betekenissen hebben. Organisaties die evalueren stellen vaak de eerste vraag: Doen we de dingen goed? Er wordt dan kritisch gekeken naar de huidige activiteiten om ze in de toekomst te verbeteren. Dit is zinvol als je een kwaliteitsslag wil maken in je project. Maar wil je weten of je je doelen daadwerkelijk bereikt? Dan moet je de tweede vraag stellen: Doen we de goede dingen? Je wilt dan weten of de projecten en activiteiten bijdragen aan de geformuleerde doelen, niet of het losstaande project goed wordt uitgevoerd.
Om erachter te komen of je de goede dingen doet is het in de eerste plaats belangrijk om de doelen helder voor ogen te hebben. Is van tevoren het doel niet helder, dan weet je niet of je op de goede weg zit met de bereikte resultaten.
Vervolgens vertaal je deze doelen naar meetbare indicatoren (vergeet daarbij niet dat alles meetbaar is). Je kijkt vervolgens welke activiteit in welke mate bijdraagt aan je doelbereik. Zo krijg je inzicht in of je de goede dingen doet. Als je daarnaast verkent welke opties er nog meer zijn om je doelen te bereiken, krijg je inzicht in alternatieven en kun je kritisch kijken naar de mix van activiteiten die er zijn om je doel te bereiken.
Ben je cursist? Log hier in op de Academie voor Onderzoek