In vragenlijsten wordt vaak gebruik gemaakt van antwoordschalen om de houding of mening van de respondenten meetbaar te maken. Deze schalen kun je ook gebruiken in individuele interviews, observaties, logboeken of scheurkaartjes.
Welke schalen zijn er?
Het verschil tussen diverse schalen zit in het aantal punten. Hoe meer punten een schaal heeft hoe gedetailleerder de respondent kan antwoorden.
Voorbeelden van verschillende schalen:
- 2 puntsschaal: ja/nee
- 3 puntsschaal: veel/weinig/niet of ja/neutraal/nee of 😊 😐 ☹
- 4 puntsschaal: helemaal mee oneens/mee oneens/mee eens/helemaal mee eens
- 5 puntsschaal: helemaal mee oneens/mee oneens/ neutraal/mee eens/helemaal mee eens of 5 sterren (van heel erg ontevreden tot heel erg tevreden)
- 7 puntsschaal: antwoordbalk met 7 punten waarbij links helemaal oneens en rechts helemaal eens
- 10 puntsschaal: een rapportcijfer van 1 t/m 10
Voor welke schaal kies je?
- Bij de 2 puntsschaal moeten de respondenten een keuze maken. Het is of ja of nee. Deze schaal geeft een heel duidelijk beeld en er is geen middenweg. Soms vinden respondenten dit lastig, omdat mensen zich soms toch wat liever op de vlakte houden of wat meer nuance aan willen brengen. Gebruik deze schaal alleen als het gaat om een gemakkelijke wel of niet, zoals bij vragen naar gedrag: je hebt een museum wel of niet bezocht.
- De 3 puntsschaal geeft de respondenten de kans om een keuze te maken, maar ook om neutraal te antwoorden. Wanneer er vaak neutraal geantwoord is, kan het voor het onderzoek niet veel opleveren. Wanneer deze schaal voor imagoaspecten wordt gebruikt zegt het neutrale antwoord wel iets: een respondent zegt neutraal als ze geen beeld hebben over dat aspect. Je kunt deze schaal gebruiken
- Bij de 4 puntsschaal is er geen ruimte om neutraal te antwoorden en moeten respondenten een keuze maken. Er kan wel wat nuance aangebracht worden, wat respondenten fijn vinden. Deze schaal gebruik je als je om een mening vraagt en je wilt dat ze kiezen.
- Wanneer aan respondenten stellingen worden voorgelegd zijn de antwoordmogelijkheden vaak een 5 puntsschaal of soms een 7 puntsschaal. Respondenten vinden deze schalen fijn omdat ze nuance aan kunnen brengen en er een midden is voor als ze niet kunnen of willen kiezen. Het uitbreiden naar 7 categorieën wordt minder vaak gebruikt omdat respondenten de extra nuance niet altijd kunnen duiden. Omdat deze schaal heel veel gebruikt wordt, begrijpen respondenten, maar ook de lezers van je onderzoek deze schaal. Met de 5 puntsschaal kun je een scala aan stellingen voorleggen die gezamenlijk iets meten. Hiermee krijg je een goed beeld van de mening of houding van respondenten over een bepaald onderwerp. Bij het samenstellen van de stellingen moet je wel letten op validiteit en samenhang tussen je stellingen. Bij de 10 puntsschaal is er een brede verdeling tussen zeer slecht en uitstekend en alles ertussen in. Iedereen is bekend met rapportcijfers, het nadeel is echter dat er wat interpretatieverschillen zitten in de details. Iedereen is het er mee eens dat tot en met 5 onvoldoende is, maar wat is het verschil tussen een 8 en een 9? Daarbij geven sommige mensen nooit een 10 omdat perfect niet bestaat, terwijl anderen een 10 geven als ze het erg goed vinden. Deze schaal geeft respondenten dus veel ruimte om nuance aan te geven, maar is lastig te interpreteren. Gebruik deze schaal alleen als je je rapportcijfer wilt vergelijken met rapportcijfers van een ander of van eerdere metingen. Vraag dan naar een algemeen rapportcijfer en vraag de verschillende onderdelen uit in een andere schaal.
Als opdrachtgever bepaal jij wat je wilt laten onderzoeken. Dat betekent dat jij de touwtjes in handen hebt. Jij kunt invloed kan uitoefenen op het onderzoek (en de onderzoeker) op bepaalde momenten in het proces. Maar welk moment is nu de juiste om dat te doen?
Scherpstellen plan
In het eerste gesprek tussen de opdrachtgever en onderzoeker wordt besproken wat er precies onderzocht gaat worden. Geef goed aan wat jij voor ogen hebt en wat je verwacht van het onderzoek en de onderzoeker. Je kunt hier ook kort aangeven hoe de rapportage eruit moeten komen te zien, maar details zijn later pas van belang.
Opzetten meetinstrumenten
Nadat het duidelijk is wat er onderzocht gaat worden, zet de onderzoeker een meetinstrument op. Op dit moment kun je nog vragen stellen over de inhoud van het onderzoek en aanpassingen maken aan het meetinstrument. Ben je toch niet helemaal tevreden over de richting waar het onderzoek opgaat? Geef dat dan nu aan.
Dataverzameling
Zodra de dataverzameling is begonnen, kan er niks meer worden veranderd aan de richting van het onderzoek of het meetinstrument. Houd in deze periode wel vinger aan de pols of er voldoende respons is, hoe het gaat en of het nodig is extra inspanningen te doen.
Analyse, rapportage en presentatie
Geef aan, vóórdat de onderzoeker aan de analyse en het rapport begint, welke informatie en gegevens erin moeten komen, maar ook wat het doel is van je rapport (naslagmateriaal, mensen overtuigen, verantwoording). Dan kan de onderzoeker het rapport en de vormgeving ervan daarop aan laten sluiten. Bespreek ook welke vorm het rapport moet krijgen. Het hoeft namelijk geen klassiek rapport te zijn, het kan ook een artikel, presentatie of factsheet zijn. Lees voor verschillende mogelijkheden ook mijn blog: 8 vormen om je onderzoeksresultaten te verspreiden.
Regelmatig hoor ik van beleidsmedewerkers en andere professionals dat ze een onderzoek hebben laten doen, maar er niets aan hebben gehad. Meestal omdat de onderzoeksresultaten zo onbegrijpelijk zijn opgeschreven, je verdwaald in de hoeveelheid informatie en details, vervolgacties onduidelijk zijn en soms zelfs omdat de verkeerde informatie verzameld is. Jammer van de energie die je er in hebt gestopt en het geld dat het heeft gekost.
Als je een onderzoeksbureau inschakelt, dan wil je wel zeker weten dat je aan het eind van de rit alle relevante informatie boven tafel hebt. Het is dus zaak dat jij het bureau zo aanstuurt, dat je krijgt wat je nodig hebt. Daarom geef ik graag een paar tips voor uitbesteed onderzoek begeleiden:
- Maak aan het onderzoeksbureau bij de offerte-aanvraag duidelijk wat je probleem is en waar je de uitkomsten van het onderzoek voor in gaat zetten.
- Maak bij de offerte-aanvraag duidelijk wat je straks van hen nodig hebt.
- Schroom niet om te vragen. Het is het expertise van een onderzoeksbureau om jouw vraag te beantwoorden, om iets meetbaar te maken. Laat je niet beperken in je vraag, want alles is meetbaar.
- Heb een persoonlijk gesprek met de onderzoekers die offreren en kijk of je elkaar begrijpt. Vraag ook of hij/zij straks het onderzoek gaat doen.
- In het begin van het onderzoek kan nog veel bijgestuurd worden. Zorg dat je deze besprekingen goed voorbereid en zo nodig bijstuurt. Stel alle vragen die je hebt. De onderzoeker moet ze kunnen beantwoorden.
- Bespreek het concept meetinstrument. Dat is bepalend voor de informatie die verzameld wordt. Na de dataverzameling kan er vaak geen andere informatie meer verzameld worden (met name bij interviews, vragenlijsten, observaties).
- Zorg voor intern draagvlak voor je onderzoek, zodat je collega’s met je meedenken en aan de slag willen met de uitkomsten van het onderzoek.
- Laat de informatie in zo’n vorm opleveren zodat jij en je collega’s ermee aan de slag kunnen. Laat de onderzoeker actiepunten formuleren als jij deze nodig hebt. Vraag om een artikel, factsheet of filmpje als je de informatie breed wilt delen.